Powered by RND
Luister naar Bijbellezen met Jan in de app
Luister naar Bijbellezen met Jan in de app
(2.067)(250 021)
Favorieten opslaan
Wekker
Slaaptimer

Bijbellezen met Jan

Podcast Bijbellezen met Jan
Jan Heijnen
Welkom bij de Bijbellezen met Jan-podcast. Mijn naam is Jan Heijnen. Ik ben auteur van het boek ‘De Bijbel in 1 Dag’ en oprichter van het platform Bijbellezen m...
Meer

Beschikbare afleveringen

5 van 129
  • [Bijbel in 1 dag] - Koningen
    De boeken 1 & 2 Koningen beschrijven de geschiedenis van Israël aan de hand van de koningen die na David de troon bestegen. God had aan David beloofd dat vanuit zijn geslachtslijn de Messias zou komen, de Gezalfde, de Verlosser. Koningen laat zien wat er in de vierhonderd jaar na David gebeurde. Helaas voldoet niet één koning aan het ideaalbeeld van de Messias. Aan het begin van 1 Koningen gaat het nog goed. De twaalf stammen van Israël vormen een soort van federale staat. Ze staan onder het gezag van één koning, God wordt aanbeden en Salomo mag eindelijk een tempel bouwen voor de Heer. Maar helaas bleek zelfs Salomo aan het einde van zijn leven ontrouw en na zijn dood gaat het verder bergafwaarts. Aan het eind van 2 Koningen zijn de stammen Juda en Benjamin afgescheiden van de tien noordelijke stammen, worden de afstammelingen van Abraham weggevoerd in ballingschap en is de tempel in Jeruzalem verwoest. Hoe kon dit gebeuren? Het boek Koningen is geschreven in die tijd van ballingschap en dus is dit precies de vraag die de schrijvers van Koningen willen beantwoorden. Het verhaal begint met David op zijn sterfbed die Salomo op het hart drukt zich aan het verbond van God te houden. Maar daarna geeft David zijn zoon instructies om namens hem wraak te nemen op een aantal vijanden. Hier spreekt weinig vergeving en vertrouwen uit. Na Davids overlijden, spreekt God tot Salomo en vraagt Hij hem wat hij wil hebben. De jonge Salomo ziet blijkbaar nog het meest op tegen het feit dat hij recht moet spreken en vraagt om onderscheidingsvermogen. God is blij met dit verzoek en schenkt Salomo ook veel rijkdom, een lang leven en vrede met zijn vijanden. Salomo laat de tempel bouwen. Net als de tabernakel is de tempel grotendeels van goud gemaakt en bevat die veel symbolen die verwijzen naar de Hof van Eden. Hoewel Salomo een wijs man is, maakt hij toch de nodige fouten. Zo trouwt hij met honderden vrouwen, onder wie velen uit het buitenland. Hij doet dit om politieke allianties te smeden. Deze vrouwen nemen echter hun eigen afgoden mee en Salomo staat toe dat die vereerd mogen worden in Israël. Talloze slaven worden verplicht om te werken aan de meest prachtige gebouwen. Hij wordt rijk en bouwt een geweldig leger op. Nu had God in Deuteronomium 17 de nodige regels gegeven voor toekomstige koningen. Zo mochten zij er niet veel vrouwen op na houden, want die zouden hem kunnen verleiden tot afgodendienst. Ook mocht hij geen zilver of goud ophopen. Nee, hij moest een kopie van Gods wet binnen handbereik hebben en er veel in lezen om zo ontzag voor God te krijgen. Hij moest vooral niet denken boven anderen te staan. Salomo overtrad al deze geboden en dus gebeurde wat God in datzelfde hoofdstuk in Deuteronomium voorspelde: het koningschap zou geen stand houden. Tegen de tijd dat Salomo sterft, lijkt hij in veel opzichten op de farao uit Exodus, en in weinig op zijn vader David. Ondanks al zijn fouten, volgde David nog de Heer, terwijl Salomo ver was afgedwaald van de weg die God voor hem en andere koningen had uitgestippeld. Onder Salomo’s zoon, Jerobeam, gaat het helemaal mis. De tien noordelijke stammen verzetten zich tegen een belastingverhoging en scheiden zich af van de twee zuidelijke stammen. De tien in het noorden blijven Israël heten, terwijl de twee in het zuiden het koninkrijk van Juda vormen. Het noordelijke rijk heeft uiteindelijk 19 koningen. Ze worden allen op drie criteria beoordeeld: 1. Aanbaden ze alleen God? 2. Ruimden ze afgoden op in het land? 3. Bleven ze trouw aan het verbond? Geen enkele koning in het noorden doorstaat de test. Ongeveer tweehonderd jaar na Jerobeam komen de machtige Assyriërs. Ze plunderen het land en de overlevenden worden meegevoerd. Sindsdien zijn de tien stammen van Israël vermist, hoewel er tegenwoordig best wel wat bevolkingsgroepen zijn die zeggen oorspronkelijk tot één van deze stammen te behoren. Na de afscheiding bleef Jerobeam, de kleinzoon van David, heersen in Juda. Alle twintig koningen van Juda zijn dus nakomelingen van David. Van die twintig zijn er echter slechts acht trouw aan de Heer. Dat betekent dat zij God aanbaden, dat ze de afgoden van het volk verwijderden en dat ze zich hielden aan het verbond dat God had gesloten met hun voorouders. Uiteindelijk wordt ook Juda overvallen door een wereldrijk. De Babyloniërs verslaan Juda en de inwoners worden als ballingen meegenomen. Het is overigens niet zo dat God Israël en Juda aan hun lot overliet in deze periode. We zien in het boek Koningen namelijk ook de opkomst van de profeten. Zij brengen Gods boodschap over aan de koningen en hun onderdanen. Helaas worden ze vaak genegeerd, zoals we ook zien in de boeken over de profeten verderop in het Oude Testament. Veel van de profeten die we daar tegenkomen, leefden in de tijd van 1 & 2 Koningen. Elia en Elisa zijn de bekendste profeten die prominent naar voren komen in Koningen. Elia daagt 450 profeten van de afgod Baäl uit om hun god zover te krijgen dat die zijn eigen altaar in brand steekt. Het lukt niet. Elia gooit zelfs nog water over zijn altaar en offer en dan verteert Gods vuur dit. Ook de profeten van Baäl komen om. Het beroemdste verhaal van Elisa is als een vijandige koning hem gevangen wil nemen en de stad waar hij verblijft omsingeld. Elisa’s knecht raakt in paniek, maar dan vraagt Elisa aan God om de ‘geestelijke ogen’ van de knecht te openen. Plotseling ziet hij een gigantisch engelenleger. Als de vijanden de stad bestormen, bidt Elisa en worden ze verblind. Elisa neemt de mannen mee naar een andere stad, waar God de verblinding wegneemt. De vijandelijke soldaten schrikken, maar Elisa spaart hun leven, geeft hen te eten en te drinken en laat hen gaan. Zo komen in deze twee Bijbelboeken telkens Gods trouw en liefde naar voren, maar ook de consequenties van de zonden, zoals God eerder had voorspeld. Israël is zelf ontrouw geweest en wordt gesplitst. Beide koninkrijken worden uiteindelijk verslagen en de inwoners weggevoerd in ballingschap. Trekt God ondanks Zijn beloften dan toch Zijn handen af van de familie van Abraham, Isaak en Jakob? Nee. 2 Koningen eindigt met een sprankje hoop, een verwijzing naar het herstel dat God aan Israël zou geven. Na 37 jaar ballingschap van koning Jojachin van Juda verleent de nieuwe koning van Babylon hem gratie. Hij laat Jojachin vrij uit ballingschap en hij mag voortaan aan het hof wonen.
    --------  
    9:40
  • Bonus: De kaars werd een zonsopgang (Advent Challenge 2024)
    Het kaarsje werd een zonsopgang (In deze podcast verwijs ik naar een lied van Project of Love. Je kunt het hier vinden op Spotify en hier op YouTube. Wil je meedoen aan de Advent Challenge? Kijk dan op: bijbellezenmetjan.nl/advent) Hartelijk welkom bij deze bonus-aflevering van de Bijbellezen met Jan-podcast. Op het moment dat ik dit opneem zitten we vlak voor de eerste Adventszondag van dit jaar. Heb je al nagedacht over hoe deze maand voor jou zal zijn? Misschien ben je al leuke activiteiten aan het plannen, of misschien is deze maand juist wel moeilijk omdat je iemand moet missen. Wat je situatie ook is, ik hoop dat je je troost en je vreugde bij Jezus zoekt. Wij mogen stilstaan bij het wonder dat God mens werd. Ik kan het niet mooier zeggen dan de apostel Paulus in Filippenzen. Hij, die de gestalte van God had, maakte er geen aanspraak op aan God gelijk te zijn, maar deed afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar. Hij werd gelijk aan de mensen, en als mens verschenen heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. Letterlijk staat er dat Jezus gelijk werd aan een slaaf. Van koning tot slaaf. Dit is wat we vieren met Advent: Jezus was bereid om voor ons slaaf te worden. Na zijn dood en opstanding werd Hij weer koning. Maar hoe leef je nu bewust toe naar de viering van de geboorte van Christus Jezus? Als je de komende tijd extra wil staan bij het wonder van Advent, doe dan mee aan de Advent Challenge 2024. Als je je inschrijft, krijg je dagelijks een Bijbeltekst, een overdenking en een link naar een bijpassend lied. De bedoeling van de overdenking en van het lied is om de Bijbeltekst nog meer in je hart te laten landen. Inmiddels hebben al veel mensen zich aangemeld en ik hoop dat jij dit ook wilt doen. Je kunt je inschrijven op https://bijbellezenmetjan.nl/advent. Als je een voorproefje wilt van deze Advent Challenge, laat me dan hier vast een overdenking met je delen. Deze is de derde overdenking in de Advant Challenge en heet ‘Het kaarsje werd een zonsopgang’. Geniet ervan. In de vorige overdenking hadden we het over de vreugde van de verlossing. Dit is vreugde die alleen God kan geven. Het is geen oppervlakkige blijdschap die komt als eb en vloed, maar diepe vreugde die stroomt als een constante rivier. Het is mijn gebed dat jij en ik deze vreugde in ons binnenste voelen stromen deze adventsperiode. Weet je waar die begint? Bij naar Jezus kijken. Bij zijn stem horen. Bij zijn aanraking voelen. Daarom heeft muziek een belangrijke plaats in deze Advent Challenge. Liederen kunnen een andere snaar raken dan ik met mijn woorden en met mijn stem kan doen. We komen in deze challenge uiteraard nog uitgebreid terug op de evangeliën. Het mooie aan deze biografieën over Jezus vind ik dat ze ons helpen om goed naar Hem te kijken. Wie is Hij? Wat heeft Hij gedaan? Zijn we veilig bij Hem? Wat wil Hij van ons? Neem de apostel Matteüs. Hij schrijft in hoofdstuk 4 van zijn evangelie over Jezus’ verhuizing naar de plaats Kafarnaüm, een stad aan het Meer van Galilea: ‘Zo moest in vervulling gaan wat gezegd is door de profeet Jesaja: ‘Land van Zebulon en Naftali, gebied aan het meer en aan de overkant van de Jordaan, Galilea van de heidenen, luister: Het volk dat in duisternis leefde, zag een schitterend licht, en zij die woonden in de schaduw van de dood werden door het licht beschenen.’ (Matteüs 4:14-16) Hij citeert hier Jesaja 9. Waarom? Omdat volgens hem Jezus het licht is dat Jesaja voorspelde. Zullen we eens kijken wat Jesaja over dat licht zei? Jesaja 8:21-9:6 Moedeloos en hongerig zullen de mensen door het land zwerven. Ze zullen honger lijden en in hun woede de koning en hun God vervloeken. Ze kijken omhoog of staren naar de grond, maar overal heerst verstikkende duisternis; donker en somber is het, nacht overal. En wie daardoor omsloten wordt, zal niet ontkomen. Zoals het land van Zebulon en Naftali in het verleden smadelijk bejegend is, zo wordt weldra eer bewezen aan de kuststreek, het land aan de overkant van de Jordaan en het domein van andere volken. Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen, worden door een helder licht beschenen. U hebt het volk weer groot gemaakt, diepe vreugde gaf U het, blijdschap als de vreugde bij de oogst, zij jubelen als bij het verdelen van de buit. Het juk dat op hen drukte, de stok op hun schouder, de staf van de drijver, U hebt ze verbrijzeld, zoals Midjan destijds. Iedere laars die dreunend stampte en elke mantel die doordrenkt is van bloed, ze worden verbrand, ze vallen ten prooi aan het vuur. Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Sterke God, Eeuwige vader, Vredevorst. Groot is de heerschappij en zonder einde de vrede voor de troon van David en voor zijn koninkrijk; ze zijn gegrondvest op recht en gerechtigheid en staan vast voor altijd en eeuwig. De HEER van de hemelse machten brengt dit in zijn vurige liefde tot stand. Jezus is Gods licht De profeet Jesaja leefde in een donkere tijd. De twaalf stammen zijn uiteengevallen in twee koninkrijken. Het is de tijd waarin het zuidelijke Juda en het noordelijke Israël het regelmatig met elkaar aan de stok hadden. Het geestelijke verval was enorm. Assyrië stond op het punt om de tien stammen in het noorden te verslaan en weg te voeren. Iets meer dan een eeuw later was het de beurt aan de inwoners van Juda om in ballingschap te worden meegenomen. Toen waren de Babyloniërs de boosdoeners. Je kunt dus wel stellen dat de nakomelingen van Abraham, Isaak en Jakob op een dieptepunt waren beland. Erger dan dit kon niet. En God voorzegt via zijn woordvoerder Jesaja wat er gaat gebeuren, omdat Hij weet dat ze niet tot inkeer zullen komen. Tegelijkertijd belooft Hij ook een ommekeer in hun situatie. ‘Het volk dat ronddoolt in het duister, zal een licht zien’, zegt Hij. De duisternis slaat natuurlijk op hun moeilijke omstandigheden. De mensen zouden honger, gevangenschap en ander lijden meemaken. Later zou God hen uit deze duistere omstandigheden bevrijden door hen te laten terugkeren uit de ballingschap. Dit waren lichamelijke omstandigheden, zou je kunnen zeggen. In de tijd van Jezus was Israël weliswaar bezet door de Romeinen, maar ze hadden het toch een stuk beter dan hun voorouders. Matteüs zegt echter dat ook zij zich in het duister bevinden. Ze hebben geestelijk honger. Ze zitten geestelijk gevangen. Ze ervaren geestelijke duisternis. God verdrijft die duisternis ook. Hoe? Door zijn Zoon te sturen. Hij is Gods licht. Licht van de verlossing Het licht waar Jesaja over spreekt, is symbolisch voor de verlossing. De duisternis gaat over de periode waarin het volk van God afgescheiden leek, door hun eigen zonden en door de periode van oordeel (ballingschap). Uiteindelijk zou er een nieuw koningskind komen, een afstammeling van David. Het probleem is dat er na de ballingschap van Gods volk nooit meer een koning zoals David kwam. Vandaar dat de Joden in de tijd van Jezus nog altijd wachtten op een nieuwe Mozes, een nieuwe Elia, een nieuwe David – iemand die het koninkrijk van Israël weer welvarend en oppermachtig zou maken. Jesaja’s profetie ging dus maar gedeeltelijk in vervulling toen het volk uit ballingschap terugkeerde. Zoals gezegd, van Jezus’ leerling Matteüs leren we hoe we deze tekst echt moeten interpreteren. Jezus is het licht dat de duisternis verjaagt. Een kind is ons gegeven Jesaja gaat zelfs nog verder dan ‘licht in de duisternis’. Hij zegt dat er een kind is geboren. Nee, niet alleen geboren, maar gegeven. Jezus is Gods geschenk aan ons. Dit heeft verstrekkende gevolgen! Als er licht nodig is, dan wil dat zeggen dat het duister is om ons heen. Duisternis in de Bijbel staat symbool voor twee dingen: de zonde en de afwezigheid van God. Duisternis was het eerste dat God verjoeg op de eerste scheppingsdag. Egypte doolde bij de negende plaag drie dagen in duisternis. En vlak voordat Jezus aan het kruis stierf was het drie uur donker in het land. Daartegenin noemt Jezus zichzelf het licht van de wereld. We hebben dat licht nodig, omdat er duisternis om ons heen en in ons is. Als het hart de kamer is van je ziel, is het een donkere kamer, totdat je Jezus uitnodigt om in je hart te wonen. Dat hemelse licht kwam naar ons toe in een menselijke gedaante. Als kind zelfs. Het werd niet willekeurig geboren op een toevallige plek. Nee, het is ons gegeven. Hij was klein en zwak, zoals een waxinelichtje. Dat licht werd steeds groter en sterker. Het kaarsje dat in de kribbe scheen, werd een zonsopgang. De namen van het licht Het licht kennen wij als Jezus. Maar God gaf zijn geschenk aan ons nog andere namen. Wonderbare raadsman, Sterke God, eeuwige vader en Vredevorst. Ze betekenen dat Jezus ons altijd zal bijstaan, dat Hij een machtig God is, dat Hij voor altijd onze Vader zal zijn en dat Hij de koning is die vrede brengt. Bid voor het licht. Bid dat andere mensen het licht zullen zien. Bid dat het licht ook elke donkere plek in je hart mag verlichten. Tot slotIk hoop dat deze overdenking goed is bevallen en dat je m...
    --------  
    12:15
  • S4, A13 En de mens zag dat het goed was
    Lezen: Genesis 3: 1-20 Ik weet niet wat er bij de vorige overdenking door jou heen ging, maar ik word er blij van. Het wekt een verlangen in me op naar de terugkeer van die paradijselijke staat, waarin alles goed was. Ooit zal het weer zo zijn. Dat is Gods belofte. Maar nu komen we eerst bij misschien wel het meest dramatische hoofdstuk van de Bijbel. In Genesis 3 gaat het voor het eerst mis. Laten we de eerste twintig verzen van Genesis 3 samen lezen. Van alle in het wild levende dieren die de HEER God gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Heeft God werkelijk gezegd dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, en dat jullie dan als God zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’ De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. Toen de mens en zijn vrouw de HEER God in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor Hem tussen de bomen. Maar de HEER God riep de mens: ‘Waar ben je?’ Hij antwoordde: ‘Ik hoorde U in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me.’ ‘Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan Ik je verboden had te eten?’ De mens antwoordde: ‘De vrouw die U mij hebt gegeven om mij terzijde te staan, gaf mij vruchten van de boom en toen heb ik ervan gegeten.’ ‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg de HEER God aan de vrouw. En zij antwoordde: ‘De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten.’ De HEER God zei tegen de slang: ‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare; dat verbrijzelt jou de kop, jij bijt het in de hiel.’ Tegen de vrouw zei Hij: ‘Je zwangerschap maak Ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart. Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen.’ Tegen de mens zei Hij: ‘Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die Ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven. Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.’ De mens noemde zijn vrouw Eva; zij is de moeder van alle levenden geworden. De HEER God maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en trok hun die aan. Het risico van liefde Waar kwam die slang vandaan en waarom hield God hem niet tegen? Waarom stond er überhaupt een boom met verboden vruchten in de tuin van Eden? Dat wordt uit de tekst niet direct duidelijk. Later vertelt de Bijbel wel dat er een opstand in de hemel is geweest waarbij een derde van de engelen uit de hemel werd geworpen (Openbaring 9). Een van hen was een engel die later ‘Satan’ of ‘de satan’ wordt genoemd. Satan betekent ‘tegenstrever’. Wat God duidelijk maakt aan het begin van Genesis is dat Hij een God van liefde is. Wat is het kenmerk van liefde? Dat je uit vrije wil voor iemand kiest. Met andere woorden: je kunt die persoon ook afwijzen. Dit is waarom God Adam en Eva wel de mogelijkheid moest geven om te zondigen. Anders had Hij robots gecreëerd die deden zoals ze waren geprogrammeerd. Door hun op te dragen niet van die ene boom te eten, kon Hij hun trouw testen. De test was overigens niet het doel. God speelt geen spelletjes. Hij is liefde, Hij heeft de mens lief en wil dat de mens ook Hem liefheeft. God nam daarmee dus een risico. De mens – de kroon op de schepping – kon in opstand komen. Met alle gevolgen van dien. Dat is het risico van liefde. De slang misleidt En dan komt de slang in de hof van Eden. Hij misleidt Adam en Eva. ‘Heeft God echt gezegd dat jullie van geen enkele boom mogen eten?’ Eva antwoordt. ‘Dat klopt niet. We mogen van alle bomen eten, behalve van die ene.’ Daarop betoogt de slang dat ze juist net zo wijs zullen worden als God, als ze van die boom eten. Dan zijn ze net zoals God en dan weten ze wat goed en kwaad is. Dit is een halve waarheid. Zodra ze van de verboden vrucht eten, maken Adam en Eva inderdaad kennis met het kwaad. Tot dan toe hebben ze alleen maar goedheid gekend. Maar ze zullen niet gelijk worden aan God. Sterker nog: door van deze boom te eten, worden ze juist van Hem gescheiden. De mens zag dat het goed was Dan zegt de Bijbel iets opvallends. De vrouw kijkt naar de boom. De Herziene Statenvertaling zegt: En de vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden. Dit zijn exact dezelfde woorden als die God gebruikte bij de scheppingsdagen. Vijf keer zei God dat het goed was en de zesde keer dat het zeer goed was. Hier denkt Eva hetzelfde. Ze plaatst zichzelf dus al op het niveau van God. Ze doet wat goed is in haar ogen. Dat doet niet alleen de vrouw trouwens. Adam staat naast haar en reageert precies hetzelfde als zij. Dit is de wortel van alle zonde: dat de mens zelf bepaalt wat goed en fout is. Hij vertrouwt niet op God, ook al weet God– Hij heeft ons zelf gemaakt! – wat het beste is voor ons. De gevolgen van de zonde De gevolgen van de zonde zijn enorm. Die veroorzaken een onoverbrugbare scheiding tussen God en mens. De mensen worden zich bewust van hun naaktheid. Ze zijn hun onschuld kwijt. God, in zijn barmhartigheid, kleedt hen wel weer aan – een teken dat Hij voor hen zorgt, zelfs al hebben ze Hem in de steek gelaten. Toch moeten ze het paradijs verlaten. Want in het paradijs staat de levensboom, en Adam en Eva zijn van nu af aan sterfelijk. Ze mogen niet meer van de levensboom eten omdat ze dan eeuwig zullen leven. Eeuwig leven in een gebroken wereld is een straf. Gods straf is dus eigenlijk een genadige straf... Hij stelt twee engelachtige bewakers aan en bovendien plaatst Hij een zwaard van vuur voor de poort van de hof van Eden. Maar er is meer. Adam moet voortaan het land bewerken en flink zwoegen om te kunnen overleven. Hij probeerde zijn vrouw nog de schuld te geven, maar hij ontloopt zijn straf niet. Eva probeert de schuld af te schuiven op de slang, maar eveneens zonder resultaat. Voortaan zal elke zwangerschap zwaar zijn. Bovendien zal de man over haar heersen. Is dat een extra straf omdat zij als eerste heeft gezondigd? Ik geloof niet dat God de man het recht geeft om over de vrouw te heersen. Voor Hem blijven man en vrouw gelijkwaardig. Wat God beschrijft, zijn de gevolgen van de zonde. De wereld is vanaf dit punt in het verhaal gebroken en de man zal – tegen Gods wil in – over de vrouw gaan heersen. Een belofte verpakt in een waarschuwing Niet alleen de mensen worden gewezen op wat er komen gaat. De slang krijgt er flink van langs. God voorspelt dat er iemand uit het nageslacht van Eva zal komen die zijn kop zal verbrijzelen, hoewel de slang Hem wel in de hiel zal bijten. Dit is een duidelijke vooruitwijzing naar Jezus. Hij werd geboren uit de maagd Maria zonder dat er zaad van een man aan te pas kwam. Daarom zegt God dat het Eva’s nakomeling zal zijn en niet Adams nakomeling. Het kwaad zal Jezus flink laten lijden (de bijtwond in de hiel), maar toch zal het kwaad het onderspit delven. God verpakt deze prachtige belofte in een waarschuwing aan de slang. De slang probeert Gods werk teniet te doen en hij sleurt de mens mee in zijn val. Toch is er hoop in dit meest tragische hoofdstuk van de Bijbel. God zelf zal alles weer goed maken. PS In mijn boek Jezus in het Oude Testament vertel ik nog meer over verwijzingen naar Jezus in het eerste deel van Gods Woord. Kijk hier als je hier meer over wilt ontdekken.
    --------  
    11:18
  • [Bijbel in 1 dag] - 1&2 Samuel
    1 & 2 Samuel vormen één geheel in de Bijbel. De reden dat ze zijn opgesplitst heeft alles te maken met de lengte van de boekrollen. Samuel was te lang om op één boekrol te kunnen en werd daarom verdeeld over twee boekrollen. Hetzelfde zie je later bij 1 en 2 Koningen en 1 en 2 Kronieken. In het boek Samuel vinden we enkele van de meest bekende verhalen uit de Bijbel. David die de reus Goliath verslaat is een favoriet bij veel kinderen én volwassenen. Toch moet je dit Bijbelboek niet enkel lezen om te worden geïnspireerd door David. God gaat namelijk verder met Zijn reddingsplan voor de wereld. Hij vormt Israël om tot een natie die uiteindelijk de wereld tot zegen zal zijn en dan met name in de persoon van Jezus. Het boek Samuel is vernoemd naar de profeet Samuel, die de de laatste zogeheten rechter was die het volk moest leiden. Hij zalft de eerste koning. Maar dit Bijbelboek begint met zijn kinderloze moeder die trouw naar de tempel gaat en God smeekt om haar zwanger te laten worden. (Haar man heeft twee vrouwen en de eerste kreeg wel kinderen.) ‘Als U mijn gebed verhoort, zal het kind altijd U toebehoren!’, bidt ze. En God beloont haar. Ze krijgt een zoon, die ze Samuël noemt en als hij oud genoeg is brengt ze hem naar de tempel. Daar bidt ze een prachtig gedicht dat de basis vormt voor de rest van het boek. Zo zegt ze onder meer, ‘Geen is er heilig als de Heer, er is geen andere god dan U, geen rots is er als onze God. Gebruik toch geen grote woorden, blaas niet zo hoog van de toren, want de Heer is een alwetende God: door Hem worden onze daden gewogen.’ - 1 Samuel 2:2-3 God is groot én heilig. Je speelt geen spelletjes met Hem. Bij Hem kun je altijd schuilen. Wees niet arrogant, hou niets verborgen, want Hij ziet alles en weegt onze daden. Ofwel: wees niet hoogmoedig, maar nederig. Deze thema’s komen we bij de eerste twee koningen tegen, zowel bij Saul als bij David. Beiden beginnen veelbelovend, maar als Saul fouten maakt, gaat hij door op de ingeslagen weg en hij komt tot een tragisch einde. Ook Davids start is uitstekend, maar ook hij maakt later in zijn leven fouten. Die hebben grote gevolgen, maar hij keert wel terug bij God en daarom loopt het met hem toch een stuk beter af. De gevolgen van misplaatste trots worden zichtbaar als Israël slag moet leveren met de Filistijnen. Het leger raadpleegt God niet, maar laat wel de ark van het verbond als symbool overbrengen. Prompt wordt het gevecht verloren en de Filistijnen nemen Gods heiligdom mee. Ze plaatsen de ark in de tempel van een plaatselijke god. Maar God deelt Zijn eer met niemand. Het afgodsbeeld breekt in stukken, vele inwoners sterven en anderen worden getroffen met aambeien. Hetzelfde overkomt de burgers van de tweede stad waar de ark naar toe wordt gebracht. Na zeven maanden geven de Filistijnen het op. Ze zetten de ark op een kar en laten twee runderen het terugbrengen naar Israël. De trots van zowel Israël als van de Filistijnen wordt bestraft. Als Samuël het stokje van de profeet Eli heeft overgenomen, bereidt hij zijn zonen voor op het priesterschap. Deze twee mannen nemen het echter niet zo nauw met de geboden van God. Ze blijken zelfs corrupt te zijn. De stammen van Israël worden hier niet gelukkig van en verzoeken Samuël een koning aan te stellen. Ze willen graag net zoals de volken om hen heen zijn. Dat is precies niet de reden waarom God hen uit Egypte had bevrijd. De Israëlieten moesten anders zijn dan de mensen om hen heen. Samuël is natuurlijk bedroefd en God ook. In feite zeggen Gods kinderen namelijk tegen Hem: ‘We vertrouwen U niet. We willen iemand anders.’ God besluit de Israëlieten hun zin te geven en draagt Samuël op een koning te zalven, ook al zal die koning veel meer van hen vragen dan God ooit zal doen. Uiteindelijk komt Samuël uit bij Saul, een beer van een vent, een strijder en, zo zegt de Bijbel, een knappe man van dertig jaar. Uiteindelijk was hij twee jaar koning. Hij wint wat veldslagen, maar blijkt arrogant te zijn en houdt zich niet aan wat God tegen hem zegt. Samuël vertelt Saul dat God een andere koning gaat benoemen. Terwijl Saul langzaam ten onder gaat, komt David langzaam op. Hij heeft niet de kwaliteiten van Saul, maar is een jonge herder die wél vertrouwt op God. Dat blijkt ook als hij het als enige opneemt tegen de Filistijnse reus Goliath. Saul had voorop moeten gaan in de strijd. Daarvoor was hij aangesteld. Hij doet het niet en laat de reus dag in, dag uit de God van Israël lasteren. David die zijn broers in het leger komt bezoeken, kan dit niet langer aanhoren en gaat de Filistijn te lijf met alleen een slinger en een paar kiezelstenen. De trotse Goliath is kansloos tegen de nederige David, die hem met één enkel steentje voorgoed uitschakelt. David krijgt uiteindelijk twee rollen in de hofhouding van Saul. Hij moet met zijn muziek de depressieve Saul opbeuren en hij functioneert als generaal. Zijn overwinningen zijn talrijk en Saul wordt jaloers en probeert David te doden. David vlucht en terwijl hij zich verborgen houdt, krijgt hij verschillende malen de kans om Saul te doden. Hij doet het niet, want hij beseft dat Saul nog altijd de door God gezalfde koning is. Dat David inmiddels ook is gezalfd, geeft hem niet het recht om Saul om te brengen. Hij wacht op Gods timing, ondanks dat het lijkt alsof God niet bij hem is. Veel van Davids psalmen zijn in deze periode van Davids leven geschreven. Niet toevallig: vertrouwen op God is een belangrijk thema in die gezangen. 1 Samuël eindigt met de dood van Saul en zijn drie zonen tijdens een slag met de Filistijnen. Eén van hen, Jonatan, was een boezemvriend van David. In het vervolg zien we hoe David de troon bestijgt. Eerst alleen van de stam Juda, maar uiteindelijk krijgt hij alle twaalf stammen achter zich. Hij verovert Jeruzalem en wint ook andere belangrijke veldslagen. Het is het begin van een gouden eeuw voor Israël die pas eindigt na de dood van Davids zoon Salomo. David wil God eren met een tempel. Hij woont immers in een paleis en de Heer slechts in een tent. Maar God antwoordt via de profeet Nathan dat Hij niet om een tempel heeft gevraagd. Hij heeft niets nodig wat mensen kunnen geven. Maar… Hij doet wel een belofte aan David. Hij belooft David dat zijn koningshuis eeuwig stand zal houden. Zou David begrepen hebben dat er een verlosser geboren zou worden uit zijn nageslacht? Dat is moeilijk met zekerheid te zeggen. In de Psalmen zijn in ieder geval veel verwijzingen naar een Messias die nog moet komen. Dat is ook wat God hier belooft. David is perplex en gaat de tent van de samenkomst binnen om God te bedanken en te aanbidden. David gaat door met het behalen van overwinningen, maar na verloop van tijd voert hij de strijd niet meer zelf aan. Hij blijft achter in het paleis en valt voor de verleidelijke aanblik van een mooie vrouw die zichzelf openlijk aan het baden is. Was dat slim van haar? Dat doet er niet toe. David is verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Hij zorgt ervoor dat deze Batseba in zijn bed terechtkomt en zwanger wordt. Ze blijkt getrouwd te zijn met één van Davids krijgers, een man die Uria heet. Om zijn zonde te verbergen, probeert David om Uria zover te krijgen dat hij met Batseba naar bed gaat. Maar Uri is een integere soldaat die weigert, omdat andere militairen dat voorrecht ook niet hebben. Nu zal iedereen weten dat Batseba zwanger is van een andere man. David weet dat het volk erachter zal komen dat hij schuldig is en laat Uria vechten op een plek in het front waar hij zeker zal omkomen. Maar God is alwetend, zei Samuëls moeder Hanna aan het begin van het verhaal al. David komt niet weg met zijn overtredingen en de Heer laat de profeet Nathan aan de koning vertellen dat Hij zich aan Zijn beloften voor David zal houden. David moet wel de gevolgen van zijn zonden dragen. Er zal geen vrede in het koningshuis zijn. Het onwettige kind zal bovendien sterven. David toont een diep berouw - een groot verschil met Saul! God vergeeft hem maar neemt de gevolgen van de zonde niet weg. De baby sterft, al krijgt David later een tweede zoon met Batseba. Weer laat God zien dat hij uit een tragische situatie iets goeds voort kan brengen. Want het is deze zoon, Salomo, onder wie Israël zijn meest glorieuze tijd beleeft. Maar eerst wordt nog een coupe gepleegd door Davids eigen zoon Absalom. Dit gebeurt kort nadat een andere zoon, Amnon, zijn zusje Tamar misbruikt. Absalom laat Amnon vermoorden en probeert David van de troon te stoten. Opnieuw moet David vluchten, ditmaal voor zijn eigen zoon. Uiteindelijk wordt Absalom ook ter dood gebracht, tegen de wens van David in. Davids koningschap wordt hersteld maar David sterft uiteindelijk als een gebroken man, iemand die veel verdriet in het leven heeft gekend. Toch was hij een ‘man naar Gods hart’. Niet omdat hij foutloos was, maar omdat hij niet volhardde in zijn zonden. Telkens weer kwam hij bij God terug. Dat zien we ook in de slothoofdstukken die passages uit de levens van Saul en David beschrijven, en ook zijn hier nog enkele liederen opgenomen. Hier komen de thema’s uit het gebed / gedicht van Hanna weer terug. Wie is de ware heerser van Israël? Het mag duidelijk zijn dat dit God is. De koningen kunnen ervoor kiezen zichzelf nederig op te stellen en op God te vertrouwen, of ze kunnen op zoek gaan naar glorie voor zichzelf. David zingt dat God hem redt, hem de overwinning schenkt en het verdient om te worden aanbeden. ‘Daarom wil ik u prijzen, Heer, te midden van de volken, een loflied zingen tot eer van uw naam. Hij schenkt zijn koning overwinningen, betoont zich trouw aan zijn gezalfde, aan David...
    --------  
    12:23
  • S4, A12 De mens is de kroon van de schepping
    Lezen: Genesis 1:26-31 en Genesis 2:7-25 In de eerste week van onze reis door de Bijbel hebben we gekeken naar wat het evangelie eigenlijk is. Evangelie betekent goed nieuws, en het goede nieuws is dat we niet langer schuldig zijn tegenover God, omdat Jezus in onze plaats is gestraft. Je kunt het vergelijken met een zoon of dochter die zijn of haar vader heeft doodverklaard maar tot inkeer komt, teruggaat en weer in genade wordt aangenomen. Genade betekent dat hij of zij dat niet heeft verdiend, maar toch in ere wordt hersteld. Het verhaal van de Bijbel is het verhaal van een vader op de uitkijk naar zijn verloren kind, het verhaal van een herder op zoek naar het verdwaalde schaap, het verhaal van thuiskomen op een plek waar je geliefd bent, zoals we in de tweede week zagen. In de Bijbel staan veel teksten die vragen oproepen. Het kan zelfs zijn dat je je gaat afvragen of God wel echt liefdevol is. Het is dan ook niet gek dat je in de Bijbel veel mensen tegenkomt die aan God twijfelen. Hun worstelingen zijn onze worstelingen. Deze week kijken we naar de rol van de mens in het verhaal van de Bijbel. Helaas is die niet altijd positief. Toch hoef je je daar niet door te laten afschrikken. Ja, een mens alleen is zwak, maar een mens met God kan de wereld aan. De boodschap van de Bijbel is dat we God nodig hebben. Zullen we kijken naar de schepping van de mens en Gods oorspronkelijke plan voor ons? We lezen twee gedeeltes. Het eerste komt uit Genesis 1. Hierin schept God het universum, en als laatste creëert Hij de mens. Het opvallende is dat Genesis 2 opnieuw vertelt over hoe God alles maakt. Het lijkt wel alsof er een tweede aarde komt. Dat is niet zo. De Bijbel vertelt in Genesis 2 het scheppingsverhaal opnieuw, maar dit keer ligt de focus van het verhaal op de mens. Daarom lezen we nu eerst een stukje uit Genesis 1 en daarna het stuk uit Genesis 2 dat over de mens gaat. Genesis 1:26-31 God zei: ‘Laten Wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op Ons lijken; zij moeten heersen over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’ Ook zei God: ‘Hierbij geef Ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn. Aan de dieren die in het wild leven, aan de vogels van de hemel en aan de levende wezens die op de aarde rondkruipen, geef Ik alle groene planten tot voedsel.’ En zo gebeurde het. God zag alles wat Hij had gemaakt: het was zeer goed. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag. Heersen namens God God zegt dus: ‘Laten Wij mensen maken’. Misschien vraag je je af waarom God in de wij-vorm spreekt. Dat is een nogal ouderwetse grammaticale regel. Je noemt dit koninklijk meervoud. Een koning mag bijvoorbeeld ook zeggen: ‘Wij, koning der Nederlanden’, terwijl het alleen over hemzelf gaat. Dit meervoud drukt de grootsheid van de persoon uit. God kiest ervoor om mensen te maken naar zijn evenbeeld. Oftewel: ze moeten op Hem lijken. Ze moeten spiegels van Hem zijn. Nu heeft God geen lichaam, zoals jij en ik. Hij staat immers buiten de tijd, de ruimte en de materie. (Hij kan wel verschijnen in een lichaam.) God is wel een levend wezen, maar geestelijk. De mens is lichamelijk, al heeft God ons ook een geest gegeven. Laten we daar nu niet te diep op ingaan. De vraag is: wat betekent het dat wij gemaakt zijn naar Gods evenbeeld? Laten we weer even teruggaan naar het spiegelbeeld. Wij moeten God weerspiegelen. We moeten dus zijn zoals Hij is. We heersen namens Hem. In feite betekent dit dat God de mens hier benoemt als onderkoningen. God heeft alles gemaakt. Hij is de eigenaar en wij zijn de beheerders. Wij zijn Gods ambassadeurs. Het mooie is dat God pas zegt ‘Het is zeer goed’ nadat Hij de mens heeft gemaakt. Niet prima. Niet keurig. Niet gewoon goed. Nee, heel goed. Laten we kijken naar wat God nog meer over de mens zegt. Genesis 2:7-25 Toen maakte de HEER God de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen. De HEER God legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste Hij de mens die Hij had gemaakt. Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad. (…) De HEER God bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. Hij legde hem het volgende verbod op: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’ De HEER God zei: ‘Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.’ Toen vormde Hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en Hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. Toen liet de HEER God de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam Hij een van zijn ribben weg, en Hij sloot het lichaam weer op die plaats. Uit de rib die Hij bij de mens had weggenomen, bouwde de HEER God een vrouw en Hij bracht haar bij de mens. Toen riep de mens uit: ‘Dit is ze! Mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees en bloed. Vrouw wordt zij genoemd, genomen uit een man.’ Daarom maakt een man zich los van zijn vader en moeder en hecht hij zich aan zijn vrouw, en zij zullen één lichaam zijn. Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar. De vrouw is Adams helper? Voordat we gaan kijken naar de hoofdboodschap wil ik eerst wat misverstanden opruimen. In onze 21e-eeuwse oren klinken deze teksten namelijk nogal vrouwonvriendelijk. De man is blijkbaar als eerste geschapen en dus belangrijker. Omdat hij niet zo goed alleen kan zijn, bouwt God een vrouw voor hem. Daarvoor gebruikt hij een klein stukje van de man, namelijk zijn rib. En de rol van deze vrouw? Ze moet de man helpen. Ze is zijn assistent. Als dit is wat de Bijbel wil overbrengen, dan zou dat niet best zijn. Gelukkig is de werkelijkheid veel positiever. Ten eerste betekent het woord ‘Adam’ gewoon ‘mens’. In het begin schiep God de mens. Niet de man. Eén mens. Deze mens wordt pas man genoemd als God Eva heeft gemaakt. Het Hebreeuwse woord voor ‘rib’ kun je ook vertalen met ‘zij’ of ‘zijkant’, en zelfs met ‘de helft’. Eva is dus niet gemaakt van een klein stukje van Adam. Zij is de helft van hem! Het woord voor ‘helper’ is in het Hebreeuws ezer. Dit woord komt eenentwintig keer voor in het Oude Testament. Twee keer voor Eva, drie keer voor bondgenoten van het volk Israël en zestien keer voor God. God is Israëls ezer. Oftewel: hun bondgenoot, hun helper. Eva is dus geen personal assistant van Adam. Zij is een levenspartner zonder wie hij niet kan. De opdracht om namens God te heersen geldt niet alleen voor Adam, maar ook voor Eva. Ze moeten het samen doen. God kust ons tot leven En weet je wat me zo raakt in de tekst die we hebben gelezen? Hoe intiem God te werk gaat bij het maken van de mens. Hij boetseerde de mens uit aarde en blies levensadem door de neus van de mens. Het is alsof God de mens tot leven kust. Zo veel houdt God van ons. Hij kuste ons tot leven, Hij gaf ons elkaar als partners en bondgenoten, en Hij gaf ons de hele schepping. Onze opdracht is om namens God te heersen over de schepping en om alles en iedereen voor te gaan in de aanbidding van God. Wij zijn gemaakt als de kroon op Gods schepping. Besef je dat ook? Wat doet dit met je?
    --------  
    10:48

Meer Religie en spiritualiteit podcasts

Over Bijbellezen met Jan

Podcast website

Luister naar Bijbellezen met Jan, Eerst dit en vele andere podcasts van over de hele wereld met de radio.net-app

Ontvang de gratis radio.net app

  • Zenders en podcasts om te bookmarken
  • Streamen via Wi-Fi of Bluetooth
  • Ondersteunt Carplay & Android Auto
  • Veel andere app-functies
Radio
Social
v6.29.0 | © 2007-2024 radio.de GmbH
Generated: 11/29/2024 - 11:50:17 AM