[Bijbel in 1 dag] - Galaten
Galaten (5 minuten)
In Paulus’ tijd was Galatië een regio in Klein-Azië, grofweg het huidige Turkije. Een interessant weetje is dat hier veel Galliërs woonden die enkele eeuwen daarvoor, vanuit wat nu Frankrijk is, waren verhuisd. Uiteindelijk veroverden de Romeinen deze regio. Paulus stichtte kerken in enkele grote steden in het zuiden van Galatië: Antiochië, Ikonium, Lystra en Derbe. Je kunt hierover lezen in Handelingen 13 en 14.
De brief die wij ‘Galaten’ noemen, is gericht aan de kerken in de hele regio. En hij is niet mals. We hadden natuurlijk in Handelingen al gezien dat er veel strijd was tussen de Joodse en de niet-Joodse volgelingen van Jezus. Het ging dan om de vraag of de wetten en voorschriften uit het Oude Testament moesten worden nageleefd. De Joden hielden zich nog steeds aan de gebruiken en wilden dat de niet-Joden dat ook gingen doen. De ‘wet’ hoorde er gewoon bij en wilde je bij Gods familie horen, dan moest je je daaraan houden.
Paulus teleurgesteld
Het ging zelfs zover dat deze Joodse christenen hun niet-Joodse broeders wilden dwingen zich te laten besnijden. Velen ondergingen deze pijnlijke operatie.
Toen Paulus dit hoorde, was hij zwaar teleurgesteld en gefrustreerd. Hij schreef daarom deze brief, waarschijnlijk kort na het jaar 49. Hij vermeldt namelijk de Jeruzalem-conferentie waarin de kerkleiders met elkaar discussieerden over de wet en deze bijeenkomst vond waarschijnlijk plaats in 49.
Het zit Paulus hoog dat de christenen in Galatië de lijn hebben gekozen dat mensen zich nog steeds aan de wet moeten houden om te worden gered. Dat is een verdraaiing van het evangelie. Jezus redt, niet de Wet. Twee dingen vallen op in deze brief. Ten eerste dat Paulus geen positief woord over heeft voor de christenen en ten tweede dat deze brief heel erg lijkt op de brief aan de Romeinen, die Paulus een jaar of tien later zou schrijven. Dezelfde thema’s komen aan bod, al is de brief voor de gelovigen in Rome een stuk positiever.
Samenvatting van het goede nieuws
Paulus geeft eerst een samenvatting van het goede nieuws en vertelt hoe God hem heeft gered, terwijl hij nota bene de christenen vervolgde. God koos hem uit om het evangelie aan de niet-Joden te vertellen. Na zijn bekering op de weg naar Damascus bracht Paulus drie jaar door in Arabië, het huidige Jordanië. Pas daarna bezocht Paulus Jeruzalem, waar hij sprak met ‘Kefas’. Kefas is een andere naam voor Petrus.
Vervolgens ging Paulus evangeliseren onder de heidenen en hij kwam pas veertien jaar later terug in Jeruzalem. Hij sprak daar met de leiders van de kerk en vertelde hun dat in de kerken die hij had gesticht, de niet-Joden zich niet hoefden te laten besnijden. De kerkleiders in Jeruzalem waren het met hem eens.
Toch kwam het enige tijd later tot een confrontatie met Petrus. Want toen Petrus op bezoek ging in Antiochië, ging hij opeens alleen met de Joden eten, en niet met de niet-Joodse kerkleden. Paulus riep hem openlijk ter verantwoording en Petrus verontschuldigde zich. (Die arme Petrus. In de evangeliën moet Jezus hem regelmatig corrigeren, nu zoveel jaar later doet Paulus dat.)
Paulus vat dit als volgt samen:
‘Hoewel wij Joden van geboorte zijn en geen zondaars uit andere volken, weten we dat niemand als rechtvaardige wordt aangenomen door de wet na te leven, maar door het geloof in Jezus Christus. Ook wij zijn tot geloof in Christus Jezus gekomen om daardoor, en niet door de wet, rechtvaardig te worden, want niemand wordt rechtvaardig door de wet na te leven.’ - Galaten 2:15-16
Met ‘rechtvaardig worden’ bedoelt hij dat we vrijgemaakt zijn van zonde en dus weer bij God kunnen komen. Je houden aan Gods voorschriften is goed, maar kan je innerlijk niet schoonmaken. In mijn woorden: vergelijk jezelf eens met een spiegel. Door te zondigen, veeg je modder op die spiegel. Door niet te zondigen, wordt de spiegel niet smerig. Maar als de spiegel eenmaal vies is, hoe maak je die dan schoon? Jezus heeft dat gedaan. Als wij in Jezus geloven, wast God ons schoon van die zonden.
God ziet de volmaaktheid van Jezus in ons
Dat is belangrijk, omdat God volmaakt goed is. Hij kan geen onvolmaaktheid in Zijn nabijheid tolereren, want dan is Hij zelf niet meer volmaakt. Die standaard is voor ons te hoog gegrepen, zoals de wet heeft aangetoond. Door ons vertrouwen op Jezus te stellen, verbinden we ons met Hem. Als God naar ons kijkt, ziet Hij de volmaaktheid van Jezus.
In Paulus’ woorden:
‘Want ik ben gestorven door de wet en leef niet langer voor de wet, maar voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft prijsgegeven.’ - Galaten 2:19-20
Als je gelooft in Jezus, accepteer je het offer dat Hij heeft gebracht. Je bent nu met Hem gekruisigd en gestorven. De dood is de straf voor de zonde. Dus die straf is betaald. Je bent ook met Christus opgestaan. Hij leeft in jou en dus hoef je niet te leven voor de wet maar kun je leven voor God.
Vertrouwen maakt rechtvaardig
Dit is een bevrijdende waarheid. We hoeven niet te werken om rechtvaardig te worden. We zijn al rechtvaardig, omdat we in Jezus geloven. Dat principe gold trouwens ook al voordat Jezus voor ons stierf. Paulus toont aan dat Abraham vertrouwde op Gods belofte en dat maakte hem rechtvaardig. Iedereen die gelooft in Jezus, is dus een kind van Abraham. Maar iedereen die vertrouwt op de wet is vervloekt, want niemand kan zich daaraan houden.
De poorten van het koninkrijk van God staan dus wijd open voor zowel Joden als niet-Joden. Het zijn niet Gods voorschriften die ons toegang verlenen, maar ons geloof in Jezus Christus.
Waarom gaf God dan toch de wet? Paulus legt dit in Romeinen uitgebreider uit, maar ook hier laat hij zien dat de rol van de wet is om aan te tonen wat goed en niet goed is. De wet is goed, maar de idealen zijn te hoog gegrepen. Daarom was Jezus’ offer nodig. Zijn offer was in eerste instantie bestemd voor Israël, maar zeker ook voor de niet-Joden. Vanuit Israël verspreidt de zegen van God zich over de wereld, precies zoals God duizenden jaren geleden tegen Abraham zei. Abrahams nageslacht zou de aarde zegenen.
Hoe dan? In de eerste plaats doordat Jezus een afstammeling is van Abraham en in de tweede plaats doordat het goede nieuws zich vanuit Israël verspreidde over de rest van de wereld.
Gods Geest in ons
Omdat Jezus voor ons de wet heeft vervuld, hoeven we ons aan veel voorschriften niet meer te houden. Mannen hoeven niet besneden te worden en we mogen vrijwel al het voedsel eten dat de natuur ons te bieden heeft. Maar stelen, overspel plegen, een ander haten, et cetera is natuurlijk nog steeds fout. Met dat soort zonden willen we afreken. Niet omdat de wet dit zegt, maar omdat de Geest van God nu in ons leeft. We proberen de ander lief te hebben zoals we onszelf lief hebben.
De vrucht van de Geest is namelijk liefde, vreugde, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Als we leven door de Geest, worden we liefdevoller, ervaren we vreugde enzovoort. We leven nog steeds in een wereld met tekortkomingen en maken zelf ook fouten, maar het is mogelijk om de Geest ons leven te laten leiden.
Hier mogen we wél voor werken. Dan gaan we steeds meer op Jezus lijken. We proberen te stoppen met slechte gewoontes en gedrag dat niet past bij een christen.
We werken dus niet voor onze verlossing. Jezus heeft ons al bevrijdt. Wij geloven in Hem, waardoor Gods Geest in ons werkzaam wordt. Daardoor kunnen wij aan onszelf werken en zo worden we de persoon die God in gedachten heeft als Hij aan ons denkt.