Powered by RND
Luister naar Bijbellezen met Jan in de app
Luister naar Bijbellezen met Jan in de app
(2.067)(250 021)
Favorieten opslaan
Wekker
Slaaptimer

Bijbellezen met Jan

Podcast Bijbellezen met Jan
Jan Heijnen
Welkom bij de Bijbellezen met Jan-podcast. Mijn naam is Jan Heijnen. Ik ben auteur van het boek ‘De Bijbel in 1 Dag’ en oprichter van het platform Bijbellezen m...

Beschikbare afleveringen

5 van 139
  • [Bijbel in 1 dag] - Psalmen
    Psalmen betekent letterlijk: aanbiddingsliederen. Dit Bijbelboek bestaat uit 150 gedichten en gebeden die op muziek gezet zijn. Ergens tijdens de periode van ballingschap zijn deze 150 gezangen verzameld en op papier gezet. Ze komen uit allerlei verschillende tijdsperioden. Zo worden maar liefst 73 psalmen aan David toegeschreven, maar er zijn ook gedichten van Mozes en Salomo opgenomen, en verder psalmen van verschillende aanbiddingsleiders uit de tempel. Toch is van een derde van de psalmen niet bekend wie de auteur is. Klaagliederen en lofliederen Er zijn eigenlijk twee soorten psalmen: klaagliederen, waarin de mens het uitroept tot God, en lofliederen, waarin God wordt verheerlijkt. Meestal als ik de Bijbel van begin tot eind lees, gebruik ik de pauzes op mijn werk om telkens even een psalm te lezen. Dan hoef je niet 150 korte en lange gedichten achter elkaar te lezen. Maar toch is het goed om de Psalmen een keer op hoofdlijnen door te lezen. Dan zie je namelijk dat er in het begin veel meer klaagliederen dan lofliederen zijn. Naar het einde toe zijn er juist meer lofliederen dan klaagliederen. We komen daar nog op terug. De meeste Bijbelvertalers delen het boek ‘Psalmen’ weer op in vijf delen. In de NBG-vertaling van 1951 staat boven Psalm 1 bijvoorbeeld ‘Boek 1’. Boek 2 begint bij Psalm 42, het derde bij Psalm 73, het vierde bij Psalm 90 en het vijfde bij Psalm 107. In de oorspronkelijke tekst wordt dat onderscheid niet gemaakt. Vandaar dat de NBV-vertaling van 2004 geen tussenkopjes heeft met boek 1, boek 2, enzovoort. Toch helpt de indeling in vijf verschillende boeken ons wel om de grote lijnen te zien. Zo zijn de slotregels van elk Psalmboek telkens iets in de trant van ‘Geprezen zij de Heer, de God van Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid’. Een belangrijk doel van de psalmen is dus om ons te helpen God te prijzen, in goede en slechte tijden. Verdieping van Mozes’ boeken Hoewel Psalm 1 en 2 meestal tot boek 1 worden gerekend, vormen ze eigenlijk de introductie van de 148 andere psalmen. Psalm 1 eert mensen die zich dag en nacht in de Wet verdiepen. Met de ‘Wet’ wordt de ‘Thora’ bedoeld. Thora betekent ‘onderwijs’, maar verwijst natuurlijk ook naar de eerste vijf boeken van Mozes: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. De Thora bestaat dus uit vijf boeken en Psalmen ook. Daarmee geven de psalmen een verdieping aan wat al wordt beschreven in de boeken van Mozes. Ze moeten ons helpen om ons al biddend aan Gods Woord te houden (niet alleen aan de boeken van Mozes). Psalm 2 is een gedicht over de Messias die uit de geslachtslijn van David zal komen. God geeft deze Koning de heerschappij over alle volken en het kwaad zal worden weggevaagd. ‘Gelukkig wie schuilen bij Hem’, zegt de psalmist aan het eind. Psalm 1 prijst de mens die zich aan Gods Wet houdt en Psalm 2 de mens die op de door God gezalfde Koning vertrouwt. Dat is eigenlijk de hele boodschap van het Oude én Nieuwe Testament! En de overige psalmen gaan telkens over deze twee thema’s. Psalm 15 bijvoorbeeld roept op tot vasthouden aan het verbond dat God met Israël heeft gesloten. Vervolgens zien we in Psalm 16, 17 en 18 we hoe David vertrouwt op God in moeilijke tijden. Psalm 19 motiveert de lezer of luisteraar weer om zich aan Gods Wet te houden, terwijl de psalmen 20 tot en met 24 weer gedichten over de Messias - de toekomstige Koning - zijn en hoe we Hem moeten vertrouwen. Hij zal ons verlossen en ons leiden naar groene weiden, waar we kunnen rusten. Boek 2 Boek 2 begint met psalm 42 en 43, die eigenlijk één gedicht vormen. Ze gaan over een man die bedroefd en zelfs depressief is. Hij zit in de put van wanhoop, maar hoopt op Gods verlossing. Hij verlangt terug naar de tempel in Jeruzalem. Zijn diepere verlangen is naar de Messias, die Gods koninkrijk op aarde zal vestigen. Dit Psalmboek eindigt met Psalm 72, waarin God wordt gevraagd de wetten en de gerechtigheid aan de Koning te geven, zodat er vrede zal zijn. Hij zal definitieve bevrijding brengen. Als je deze psalm leest, zou je willen dat het al zo ver was. In die tijd worden namelijk alle beloften vervuld. Boek 3 In het derde Psalmboek zijn veel klaagliederen opgenomen. Er wordt veel gesproken over Gods oordeel, zowel in positieve als in negatieve zin. De psalmen zijn als een spiegel voor onze ziel. Ze helpen ons reflecteren op onze trouw, of het gebrek daaraan. Opnieuw zien we dat de mens het niet van de eigen kracht moet hebben. We kunnen alleen maar op God vertrouwen. In de laatste psalm van boek 3 vraagt de dichter dan ook aan God of Hij zich aan zijn belofte wil houden en trouw wil blijven aan David en zijn nakomelingen. De serie psalmen die volgt op boek 3 is feitelijk een soort antwoord op de geloofscrisis waarin Israël tijdens de ballingschap terecht is gekomen. De opening is een gezang van Mozes, dat hij schreef nadat het volk een gouden kalf had gemaakt. Hierin doet hij een hartstochtelijk oproep aan God om niet in de steek te worden gelaten. Hij smeekt om genade. Boeken 4 en 5 In boek 4 zijn ook psalmen die God prijzen als de ware Koning van de wereld en de hele schepping wordt opgeroepen Hem te aanbidden, want in de toekomst wordt Gods koninkrijk van recht en vrede gevestigd. In het laatste psalmboek wordt beschreven dat God luistert naar de mens en een keer zal brengen in de situatie door een nieuwe Koning te sturen. God zal verlossing brengen. Voor het volk in ballingschap maar ook voor de mens die vandaag de dag leeft. We vinden hier ook Psalm 119. Het is het langste hoofdstuk in de Bijbel. Ieder couplet van dit lied begint met een letter van het Hebreeuwse alfabet. Het is één grote lofzang op God, Zijn wetten, Zijn trouw, Zijn goedheid en Zijn rechtvaardigheid. De focus ligt op Gods Woord, dat door de auteur wordt omschreven als een ‘lamp voor mijn voet, een licht op mijn pad’. Psalmen eindigt met vijf lofdichten, waarin God wordt groot gemaakt. De hele schepping moet Hem aanbidden. In de NBG-vertaling van Psalm 148 wordt gezegd dat God, ‘voor Zijn volk een hoorn heeft verhoogd’. De NBV zegt dat ‘Hij het aanzien van het volk heeft verhoogd’, maar letterlijk staat er ‘hoorn’. Deze hoorn is de hoorn van een stier, die door een leger werd gebruikt om op te blazen als de overwinning was behaald. In deze psalm is de hoorn een symbool voor de overwinning van de Messias. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van een rijke collectie gebeden die reflecteren op goed en kwaad, hoop en wanhoop, geloof en ongeloof, trouw en ontrouw, oordeel en redding. We worden opgeroepen ons te houden aan Gods Wet, zien dat we tekort schieten en beseffen dat alleen God de oplossing heeft. Die oplossing is een Persoon, de gezalfde Koning. In dat spanningsveld leven we. We hebben hoop, maar leven nog wel in een wereld vol duisternis, pijn en verdriet. We mogen ons daarover beklagen bij God. Tegelijk mogen we Hem aanbidden voor wie Hij is, voor wat Hij heeft gedaan en voor wat Hij nog gaat doen.
    --------  
    9:25
  • S4, A18 De essentie: Jezus is God en mens
    Lezen: Johannes 1:1-18Enerzijds is het evangelie verbluffend simpel. God KAN geen zonde tolereren omdat Hij anders niet meer heilig zou zijn. De mens heeft gezondigd en leeft daardoor gescheiden van God. Jezus heeft een brug geslagen tussen God en mens door in onze plaats te sterven. Maar als je hier dieper over nadenkt, levert dit natuurlijk ook weer vragen op. Bijvoorbeeld: hoe kan de dood van één persoon ervoor zorgen dat andere mensen vrijuit gaan? Ik gebruik hier weer juridische termen. Denk ook nog eens terug aan het verhaal van de vader met twee zoons. De één wenste zijn vader dood, maar kwam tot inkeer en keerde terug. Hij werd door zijn vader in ere hersteld en hoefde daar niets voor te doen. Was dat eerlijk en rechtvaardig? Nee. Helemaal niet. Hij had iets heel ergs gedaan. Hij had zijn vader vernederd. Het was rechtvaardig geweest als de vader nu zijn zoon zou vernederen. Ja, toch? Oog om oog, tand om tand. Maar de vader reageert heel anders. Hij betaalt zijn zoon niet met gelijke munt terug, maar accepteert de vernedering. Hij draagt dus de straf die zijn zoon verdient! Waarom? Om zo de relatie te kunnen herstellen. Hij houdt zielsveel van zijn kind. Wat in Jezus’ gelijkenis niet naar voren komt, is dat iemand anders wel degelijk de prijs moet betalen. De zoon heeft een plaatsvervanger nodig. Iemand die in zijn plaats de straf krijgt. Wie zou dat kunnen zijn? Het Oude Testament geeft hier al aanwijzingen voor. Het volk Israël moest dagelijks en jaarlijks dieren offeren om vergeving voor hun zonden te vragen. De dieren die werden geslacht waren onschuldig. Ze mochten geen enkel gebrek hebben. Dus: niet ziek zijn, niet mank lopen of een slecht gebit hebben. Een stuk vee met een gebrek is immers minder waard. Maar het gaat nog verder. Ziekte en beperkingen zijn pas in de wereld gekomen nadat Adam en Eva hadden gezondigd. Daarvóór was alles volmaakt. Dit betekent niet dat als je nu ziek bent of een beperking hebt, dat dat komt omdat je hebt gezondigd. Het betekent ook niet dat je nu minder waard bent! Integendeel. God houdt van de underdog. Hij komt op voor kwetsbare mensen. Daar heeft Hij een zwak voor. Wat ik probeer te zeggen is dat de wereld nog steeds volmaakt zou zijn, als er nooit was gezondigd. Het feit dat deze offerdieren geen gebrek mochten hebben, wijst vooruit naar het volmaakte offer. Dierenoffers wijzen vooruit naar het definitieve offer. Het volmaakte en definitieve offer kan alleen gebracht worden door een mens. Maar welke mens heeft geen enkel gebrek? En welke mens heeft ooit zonder zonde geleefd? Niet één. Dus God moest iets bijzonders doen. Hij moest mens worden. En dat is de essentie van Jezus: Hij was honderd procent God en honderd procent mens tegelijkertijd. Laten we lezen hoe de apostel Johannes dit uitlegt. Johannes 1:1-18 In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan, zonder het Woord is niets ontstaan van wat bestaat. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen. Er kwam iemand die door God was gezonden; hij heette Johannes. Hij kwam als getuige, om van het licht te getuigen, opdat iedereen door hem zou geloven. Hij was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht: het ware licht, dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam. Het Woord was in de wereld, de wereld is door Hem ontstaan en toch kende de wereld Hem niet. Hij kwam naar wat van Hem was, maar wie van Hem waren hebben Hem niet ontvangen. Wie Hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft Hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God. Het Woord is mens geworden en heeft in ons midden gewoond, vol van genade en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. Van Hem getuigde Johannes toen hij uitriep: ‘Hij is het over wie ik zei: “Die na mij komt is meer dan ik, want Hij was er vóór mij!”’ Uit zijn overvloed hebben wij allen opnieuw genade ontvangen: de wet is door Mozes gegeven, genade en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen. Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft Hem doen kennen. Jezus is het Woord en het Woord werd mens Wat valt je op als je deze tekst op je laat inwerken? Het taalgebruik is misschien wat ingewikkeld, maar eigenlijk vertelt Johannes het begin van de Bijbel opnieuw. De eerste verzen lijken heel erg op die van Genesis 1. Daar staat: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde’. Johannes zegt: ‘In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God.’ En daarna zegt Hij: ‘Het Woord is mens geworden’. Eigenlijk zouden we dit eens mooi schematisch moeten weergeven, maar ik ben daar niet zo goed in. Wat Johannes eigenlijk zegt, is dat Jezus gelijkstaat aan God. Hij was er in het begin al bij en alles is door Hem ontstaan. Dat is eigenlijk best logisch. Aan het begin van de Bijbel zien we hoe God spreekt. Als Hij spreekt, gebeurt er van alles in de wereld. God schept door te spreken. En hier noemt Johannes Jezus het Woord van God. Dat Woord is er altijd al geweest en zal er altijd zijn. Net als God dus. Jezus is dus God. Jezus is ook goed, want Hij wordt ook vergeleken met het licht. Zonder licht is er geen leven mogelijk. Licht staat ook symbool voor alles wat goed is, terwijl duisternis juist het kwaad vertegenwoordigt. Licht kan niet worden gevangen door de duisternis. Een schokkende waarheid Het meest opvallende is dat Johannes zegt: ‘Het Woord is mens geworden’. Daarmee zegt hij: God is mens geworden en heeft bij ons gewoond. Letterlijk staat er dat God zijn tent onder ons heeft opgeslagen. Denk je eens in hoe schokkend deze waarheid is! De Joden in de tijd van Johannes geloofden in de heiligheid van God. Hij bevond zich hoog in de hemel en was onbenaderbaar voor mensen. En deze God was mens geworden?? Dit konden ze niet bevatten. En ook voor mensen in onze tijd is dit heel moeilijk. Hoe kan een God mens worden en sterven? Dat is misschien wel het grootste mirakel in de Bijbel. Toch werd God mens. De apostel Paulus schrijft aan de christenen in Filippi: ‘Hij, die de gestalte van God had, maakte er geen aanspraak op aan God gelijk te zijn, maar deed afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar. Hij werd gelijk aan de mensen, en als mens verschenen heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.’ (Filippenzen 2:6-8) Het was nodig Hoe God mens werd, dat legt de Bijbel niet uit. De vraag is: waarom was dit eigenlijk nodig? Het was nodig omdat alleen God zonder zonde is. Maar God kan niet sterven. Dus moest Hij mens worden. Hij moest leven zonder te zondigen tegen God en Hij moest onschuldig sterven in de plaats van ons. Net als de dieren uit het Oude Testament. Daarom hoeven we nu geen offers meer te brengen. Jezus is het ultieme offer geweest. Zijn offer was volmaakt en hoeft nooit te worden herhaald. Hoe gaan wij hiermee om? Hopelijk ontvangen wij Jezus als onze Heer en Verlosser. Verlosser omdat Hij ons heeft bevrijd van de zonde, Heer omdat Hij de baas is van ons leven. De beloning is dat wij kinderen van God mogen worden. In de woorden van Johannes: ‘Wie Hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft Hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden.’
    --------  
    9:55
  • [Bijbel in 1 dag] - Job
    Job is zeker niet één van de makkelijkste boeken om te lezen, maar wel één van de meest intrigerende. Misschien is het jammer dat wij de Bijbel in onze eigen taal moeten lezen en dat niet in het oorspronkelijke Hebreeuws kunnen. De grondtekst is namelijk prachtig poëtisch. De boodschap is ook erg sterk, want de vraagstukken die naar voren komen in het boek Job zijn vragen die vandaag de dag nog veel worden gesteld. De hamvraag is: waarom is er lijden in de wereld? En daaraan gekoppeld: als er lijden is, kan God dan wel goed en liefdevol zijn? Uniek inkijkje in de hemel Het verhaal van Job speelt zich af ergens in de periode van Genesis in een land ver van Israël. Job is dan ook geen Israëliet. Job is een goede man, een soort Noach. Hij is rechtschapen, onberispelijk, heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad. Hij leefde zoals God dat van de mens verlangt. God zegent hem rijkelijk met een vrouw, zeven zonen, drie dochters, vee en allerlei andere bezittingen. Na deze introductie van Job, krijgen we plotseling een uniek inkijkje in de hemel. We zien hoe God zijn engelen om zich heen verzamelt. Er is één wezen bij dat wij meestal ‘de duivel noemen’. Zijn naam wordt hier niet genoemd, maar de auteur van het boek noemt hem ‘satan’. Dat betekent ‘aanklager’. God vraagt aan satan of hij tijdens zijn ronde op aarde ook Job heeft gezien. Deze boze engel grijpt zijn kans om Job in de problemen te brengen. “Natuurlijk eert hij U”, zegt hij tegen God. “U geeft hem immers zoveel. Als U dat van hem afpakt, zal hij U vervloeken.” God lijkt zich te laten uitlokken. Hij geeft satan de vrije hand om alles van Job af te pakken, inclusief zijn kinderen, zo lang hij maar niet aan Job zelf komt. Dat leidt onmiddellijk tot een groot dilemma: waarom doet God dit? Is het lijden van de mens een spelletje voor de Heer? Als lezer wil je snel verder om te kijken hoe deze vragen worden beantwoord. Een week zwijgen Maar Job zondigt niet. Tenminste, niet meteen. ‘De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen. Geprezen zij de naam van de Heer’, is Jobs beroemdste uitspraak. Zijn vrouw moedigt Job aan God te vervloeken. Hij weigert. Liever aanvaart hij het kwade. Dan komen vier vrienden op bezoek. Als ze het leed zien, zwijgen ze een week lang. Dat is de introductie van het boek. Of ze letterlijk zwegen of wel spraken maar niet over wat Job was overkomen, weet ik niet. Maar na die zeven dagen kan Job zich niet langer inhouden. Hij vervloekt de dag dat hij is geboren. Vanaf dat moment ontspint zich een lange discussie tussen Job en zijn vrienden. Drie vragen staan centraal: 1) Heeft God een rechtvaardig karakter? 2) Heerst God op basis van rechtvaardigheid? 3) Als God rechtvaardig is en heerst op basis van rechtvaardigheid, waarom moet Job dan lijden? In de oudheid gingen mensen ervan uit dat als je goed deed, de goden je zouden belonen en als je kwaad deed, dat je daarvoor gestraft zou worden. Job wordt dan ook boos als zijn ‘vrienden’ zeggen dat hij wel moet hebben gezondigd. Hij houdt vol dat hij onschuldig is en zijn leed niet is omdat God hem straft. Dat klopt ook, want de Bijbel introduceert Job als een rechtvaardig persoon die kwaad mijdt en God eert. Hopen op het goede Op een gegeven moment wordt Job de discussie met zijn vrienden zo zat dat hij zich in al zijn emoties rechtstreeks tot God richt. Hij zegt dat hij deze God niet meer herkent. ‘Ik hoopte op het goede, maar het kwade kwam.’ Hij houdt vol dat hij volstrekt onschuldig is en daagt God uit rechtstreeks tot hem te spreken. Nu pas begint de jongste vriend te spreken. Deze Elihu maakt een punt dat nog niet eerder is genoemd door Job en de andere mannen. Hij zegt dat het lijden misschien niet is vanwege zonden die al begaan zijn, maar om mensen te waarschuwen die in de toekomst wellicht zullen zondigen. Of misschien gebruikt God het lijden wel om mensen sterker te maken. Elihu geeft toe dat hij niet weet waarom deze rampspoed Job getroffen heeft. Hij is er wel van overtuigd dat Job God niet mag beschuldigen. ‘Heb jij de zon wel eens laten opkomen?’ Dit is het einde van het debat. Job reageert niet meer en het lijkt erop dat de mens het mysterie van het lijden niet kan ontrafelen. Dan, in hoofdstuk 38, verschijnt God opeens zelf. Vanuit een heftige storm spreekt hij met Job. Je verwacht en hoopt dat God nu eindelijk zal uitleggen waarom Hij de satan toestond vrijwel alles van Job af te pakken. God doet dat niet. Eerst roept hij Job ter verantwoording, zoals Job dat zelf eerder bij God deed. God laat Job de grootsheid van het heelal zien en bevraagt hem over de schepping van het universum en de orde die God heeft aangebracht. ‘Kun jij dat ook, Job?’, zegt God feitelijk. ‘Heb jij de zon wel eens laten opkomen?’ God vuurt een eindeloze reeks van dit soort vragen op Job af, zodat Job beseft hoe klein hij is en hoe groot God is. Wie is Job dus om God in het beklaagdenbankje te zetten en te bepalen hoe Hij de kosmos moet leiden? Misschien moet Job maar de zondaren straffen op het moment dat ze in overtreding gaan? God zegt hier met zoveel woorden dat het niet zo makkelijk is om altijd maar recht te spreken, elke goede daad te belonen en elke slechte daad te bestraffen. De werkelijkheid is veel complexer. Job wilde dat God verantwoording af zou leggen. Dat doet God niet. Hij legt niet uit dat Hij een gesprek had gevoerd met satan en dus ook niet waarom Job zo moest lijden. In plaats daarvan vraagt God aan Job om Hem te vertrouwen. Job toont berouw en vraagt vergeving. God zegt dan dat Job juist gesproken heeft. Dat is gek, want eerder nog zagen we duidelijk dat Job God onterecht beschuldigde. Ondanks dat Hij Job fors terechtwees, is God blijkbaar niet boos op Job. Hij lijkt juist blij dat Job in gebed met Hem heeft geworsteld. God beloont trouw De vrienden krijgen nog wel de wind van voren. Ze moeten offers brengen en Job moet voor hen bidden. Job is blijkbaar in de positie om dat te doen. Hij is gebroken, heeft zijn fouten toegegeven en vergeving gekregen. Nu kan hij bidden voor de vrienden. En nadat hij dat heeft gedaan, herstelt God zijn dienaar. Hij krijgt opnieuw zeven zonen en drie dochters en vergaart opnieuw een enorme rijkdom, het dubbele van wat hij had. Dit is een belofte. Wie toegeeft de wijsheid niet in pacht te hebben, wie niet op eigen kracht vertrouwt, wie zijn zonden toegeeft maar gelooft in God zal door Hem rijkelijk worden beloond. Misschien niet in dit leven, maar zeker na de dood.
    --------  
    8:30
  • S4, A17 Het Oude Testament kondigt Jezus aaN
    Lezen: Lucas 24:13-35 Het is de zondag na Pasen. Jezus is ter dood gebracht en in een graf gelegd. Twee mannen verlaten Jeruzalem. Ze zijn diepbedroefd. Terwijl ze naar hun dorp lopen, komt er een andere man langzaam dichterbij. Ze herkennen Hem niet, maar het is Jezus. Laten we lezen wat er gebeurde. Lucas 24:13-35 Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar Emmaüs, een dorp dat zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze Hem niet herkenden. Hij vroeg hun: ‘Waar lopen jullie toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan. Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent U dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’ Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus van Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. Onze hogepriesters en leiders hebben Hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. Wij leefden in de hoop dat Hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen vertellen dat er engelen aan hen waren verschenen, die zeiden dat Hij leeft. Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’ Toen zei Hij tegen hen: ‘Hebben jullie dan zo weinig verstand en zijn jullie zo traag van begrip dat jullie niet geloven in alles wat de profeten gezegd hebben? Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ Daarna verklaarde Hij hun wat er in al de Schriften over Hem geschreven stond, en Hij begon bij Mozes en de Profeten. Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof Hij verder wilde reizen. Maar ze drongen er sterk bij Hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging met hen mee en bleef bij hen. Toen Hij met hen aanlag voor de maaltijd, nam Hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem. Maar Hij werd onttrokken aan hun blik. Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en Hij is aan Simon verschenen!’ De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood. ‘Geloven jullie niet wat de profeten gezegd hebben?’ Dit is een wonderlijk verhaal. Niet alleen bewijst het dat Jezus uit de dood is opgestaan, het laat ook zien hoe belangrijk het goede nieuws is. Het mooie is dat Jezus nadat Hij de dood heeft overwonnen eerst deze terneergeslagen leerlingen opzoekt. Jezus weet natuurlijk precies wat er is gebeurd, maar toch vraagt Hij aan de mannen om het Hem te vertellen. Ze moeten hun verhaal kwijt. En daarna vertelt Jezus hun het evangelie. Vanuit ‘Mozes en de Profeten’ laat Hij hun zien dat alles wat er is gebeurd moest gebeuren om de mensheid te bevrijden van de zonde. Met ‘Mozes en de Profeten’ bedoelt Jezus het deel van de Bijbel dat wij het Oude Testament noemen. De boeken van het Oude Testament zijn geschreven tussen 1500 jaar en 400 jaar voordat Jezus werd geboren. En toch gaan deze boeken al over Hem, zegt Hij. Zullen we eens kijken naar wat het Oude Testament over Jezus zegt? Dit is slechts een beknopte samenvatting, maar kijk maar eens mee. 1. Genesis 3: de nakomeling van Eva In Genesis 3 zorgt de slang er met zijn misleiding voor dat Adam en Eva zondigen. De mens mag niet meer in het paradijs wonen. Maar God doet ook een belofte. Hij zegt tegen de slang: ‘Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, dat verbrijzelt jou de kop, jij bijt het in de hiel.’ Dit gaat over Jezus. Hij verplettert het kwaad, maar zal daarvoor wel moeten lijden. 2. Exodus 12: het bloed van het lam Toen het volk Israël tot slaaf was gemaakt, bevrijdde God hen door tien plagen op Egypte af te sturen. De tiende plaag was de verschrikkelijkste: alle eerstgeborenen zouden worden gedood. Maar er was een uitweg. De Bijbel zegt: Toen riep Mozes de oudsten van Israël bij elkaar. ‘Elke familie moet een lam of een bokje kiezen,’ zei hij, ‘en dat moet worden geslacht als pesachoffer.’ Het bloed van het lam moest aan de deurposten en dorpels worden gesmeerd. Iedereen die in een huis was met bloed van het lam aan de deur, was veilig. Het bloed van het lam beschermde de bewoners. Die mensen hoefden de prijs van de zonde niet te betalen. Het lam was in hun plaats gestorven. Bij het jaarlijkse feest moesten de Israëlieten steeds opnieuw een lam slachten om stil te staan bij wat God voor hen had gedaan. Tijdens dit feest werd Jezus gekruisigd. Hij stierf op hetzelfde moment als de lammeren in de tempel. 3. Deuteronomium 18: een profeet als Mozes Mozes was de belangrijkste leider en profeet van het volk Israël. Hij leidde hen namens God Egypte uit. Aan het eind van Mozes’ leven deed God deze belofte: Ik zal in hun midden steeds weer een profeet laten opstaan, een profeet zoals jij. God beloofde een profeet die net zulke wonderen zou doen als Mozes. Jezus was die profeet. 4. 2 Samuel 7: een koning als David Koning David wilde God eren met een tempel. God wilde niet dat David de tempel zou bouwen, maar dat zijn zoon Salomo dit zou doen. Toen sprak God een belofte uit aan David: er zou altijd iemand uit zijn nageslacht op de troon zitten. God zei over Hem: Hij zal een huis bouwen voor mijn naam, en Ik zal ervoor zorgen dat zijn koninklijke troon nooit wankelt. Jezus is een koning als David geworden, maar dan een eeuwige koning. 5. Psalm 22: de worm aan het kruis Psalm 22 is gedicht door koning David. Het gaat over zijn eigen worstelingen. Als je deze psalm leest zie je dat het tegelijkertijd een beschrijving is van iemand die aan een kruis hangt, terwijl hij wordt bespot en de soldaten om zijn kleren dobbelen. Zo staat er: Maar ik ben een worm en geen mens, door iedereen versmaad, bij het volk veracht. Allen die mij zien, bespotten mij, ze schudden meewarig het hoofd: ‘Wend je tot de HEER! Laat Hij je verlossen, laat Hij je bevrijden, Hij houdt toch van je?’ Dit waren exact de woorden die Jezus te horen kreeg toen hij aan het kruis hing. 6. Zacharia 12: Hem die ze hebben doorstoken Ook de profeet Zacharia (ook wel Zecharja genoemd) heeft over Jezus gesproken. Zo beschrijft hij in hoofdstuk 9 hoe Jezus op een ezel de stad binnenkomt, en in hoofdstuk 12 zegt hij: Het huis van David en de inwoners van Jeruzalem echter zal Ik vervullen met een geest van mededogen en inkeer. Ze zullen zich weer naar Mij wenden, en over degene die ze hebben doorstoken, zullen ze weeklagen als bij de rouw om een enig kind; hun verdriet zal zo bitter zijn als het verdriet om een eerstgeborene. Hier gaat het om de tijd dat Israël tot inkeer zal komen en Jezus zal volgen. Het boeiende in het verband waarin wij dit stukje lezen is dat Zacharia voorspelde dat Jezus doorstoken zou worden. Dit gebeurde aan het kruis, door een Romeinse speer. 7. Jesaja 53: Een lijdende koning De profeten hebben veel gesproken over een messias. Het woord messias betekent ‘gezalfde’. Koningen en priesters werden vroeger met olie gezalfd. De mensen in Jezus’ tijd verwachtten een nieuwe messias, een nieuwe David, een nieuwe Mozes. Maar ze hadden niet begrepen dat deze messias moest lijden. Daarom waren die twee mannen zo in de war. Jezus legde ongetwijfeld ook deze passage aan hen uit: Daarom ken Ik hem een plaats toe onder velen en zal hij met machtigen delen in de buit, omdat hij zijn leven prijsgaf aan de dood en zich tot de zondaars liet rekenen. Hij droeg echter de schuld van velen en nam het voor zondaars op. Als je dit hele hoofdstuk leest, dan zie je dat hier een portret wordt geschilderd van Jezus als lijdende dienaar. Hij is Gods knecht, iemand die zijn leven aflegt. Hij liet zich tot de zondaars rekenen. Waarom? Zodat Hij hun schuld op zich kon nemen. Dat is het goede nieuws dat Jezus aan die twee leerlingen vertelde, en via hen aan ons! Wil je Jezus leren ontdekken in het Oude Testament? Lees dan het boek ‘Jezus in het Oude Testament’.
    --------  
    11:53
  • [Bijbel in 1 dag] - Esther
    Ester is misschien wel één van de spannendste boeken van de Bijbel. Het is bijna of je naar een film kijkt. Bovendien is de hoofdrol weggelegd voor een vrouw. Ester, een meisje van eenvoudige komaf, wordt vanwege haar schoonheid uitgekozen om koningin te worden. Maar ze heeft zoveel meer te bieden dan een mooi uiterlijk. Haar moed redt uiteindelijk het joodse volk. Want hoewel veel Israëlieten waren teruggekeerd naar Jeruzalem en omstreken, gold dat zeker niet voor iedereen. Een groot deel van hen leefde nog steeds in ballingschap in Perzië, het huidige Iran. Ester, die ook Hadassa heet, leefde in de vijfde eeuw voor Christus. Haar ouders waren vroeg gestorven en daarom werd ze opgevoed door haar oudere neef Mordechai, die ook een belangrijke rol speelt in de redding van Gods volk. Verder heb je nog de wispelturige en soms wrede koning Ahasveros en de schurk in dit verhaal, Haman. Er zijn echter twee personages die niet genoemd worden door de auteur van dit boek, God en de duivel. In het hele verhaal zie je de voortdurende strijd tussen goed en kwaad. De duivel die Adam en Eva misleidde, zit achter het plot tegen het joodse volk, terwijl God hem telkens te slim af is. Toch wordt hun rol niet omschreven. Daarmee komt de realiteit van dit Bijbelboek misschien wel heel dicht bij onze eigen realiteit. We zien goed en we zien kwaad. We zien de gevolgen van wat de duivel doet in zonden en misstanden, oorlogen en hongersnood. Maar wat hij precies doet en hoe hij het doet, dat weten we niet. Het Bijbelboek Ester daagt ons uit om met geestelijke ogen naar de wereld om ons heen te kijken. Het kwaad probeert het goede werk van God ongedaan te maken. Soms lijkt het alsof het kwaad wint, maar uiteindelijk zal het goede overwinnen. Dat is de boodschap van dit Bijbelboek. De openingsscène van Ester is een overdadig feest van de koning, één dat wel 180 dagen `duurt. Tijdens dat feest wil hij laten zien hoe mooi zijn vrouw is en hij verzoekt haar op te komen draven om voor zijn gasten te dansen. Koningin Wasti weigert en de koning ontsteekt in woede. Om haar - en alle andere vrouwen - een lesje in gehoorzaamheid te leren, zet hij haar af als koningin. Na verloop van tijd kiest hij Ester via een schoonheidswedstrijd als haar opvolgster. Ze voegt zich bij de vele vrouwen die de koning al heeft en mag alleen bij hem komen als hij haar ontbiedt. Maar ze vertelt hem niet dat ze joods is. Ondertussen beraden twee verbitterde dienaren van de koning een plot om hem te doden. Esters oom Mordechai hoort dit toevallig en hij informeert Ester, die op haar beurt de koning waarschuwt. De mannen werden gevangen genomen, berecht en uiteindelijk ter dood gebracht. Niet veel later benoemt de koning een man die als een soort premier fungeert. Iedereen moet naar deze Haman luisteren en ook voor hem buigen. Alleen Mordechai, die ook een hoge positie heeft, doet dit niet. Haman beraamt een plot om Mordechai en zelfs het hele joodse volk uit de weg te ruimen. Mordechai ontdekt ook dit plan en wil dat Ester de hulp van de koning vraagt. Ze aarzelt. Het is levensgevaarlijk om op audiëntie te gaan als de koning niet om je heeft gevraagd. Haar oom schiet enigszins uit zijn slof. ‘Als jij je mond niet opendoet’, zei hij, ‘dan komt er van een andere kant wel redding. Maar jij en je vaders familie komen dan om. Je moet wat doen. Wie weet, misschien ben je hiervoor wel koningin geworden.’ Ester is overtuigd, maar ze is al in geen maand ontboden bij de koning. Daarom vraagt ze Mordechai en de rest van het volk drie dagen niet te eten en te drinken. Zij doet hetzelfde met haar dienaressen. (Hier zie je haar geestelijke houding. Net als Mordechai vertrouwt ze volledig op God. Daarom vast en bidt ze.) Na drie dagen trekt ze haar koninklijk gewaad aan en gaat naar de koning. Hij vraagt haar dichterbij te komen en haar verzoek te doen. Ze kan hem niet direct vertellen wat er scheelt en vraagt daarom toestemming de volgende dag een feestmaal te mogen organiseren voor de koning. Hij gaat akkoord. Ondertussen laat Haman een grote paal bouwen om Mordechai aan op te hangen. Die nacht kan de koning niet slapen en laat hij zich verhalen voorlezen over zijn tijd als koning. Hij wordt zo herinnerd aan Mordechai, die hem van een moordplot had gered en hij beseft dat hij hem daar nooit voor beloond heeft. De koning roept Haman en vraagt hem naar ideeën om iemand te eren. Haman denkt dat de koning hém wil eren en komt met een uitgebreid plan. Die persoon moet met een mooi gewaad worden rondgereden door de stad terwijl iemand voor hem uit moet lopen en moet roepen: ‘Dit valt je ten deel als je de koning eer bewijst!’ Een dag later wordt Mordechai niet geëxecuteerd maar rondgereden door de stad, terwijl Haman voor hem uitloopt. De rollen zijn dus volledig omgedraaid. Maar de koning weet nog steeds niet van Hamans plan om Mordechai en de joden te doden. Daar komt hij pas achter als Ester hem dat ’s avonds bij het feestmaal vertelt. Hij is ontzet dat Haman, ook aanwezig bij het maal, hiervoor verantwoordelijk is en laat hem ophangen aan de paal die Haman voor Mordechai had bedoeld. De bevelen van Haman worden uiteindelijk teruggedraaid en vele vijanden van het joodse volk, die hadden gehoopt hen op één dag uit te roeien, werden gedood. Anderen waren te bang om nog langer iets te proberen tegen Gods volk. Niet alles wat Ester en Mordechai doen, is goed in de ogen van God. Er wordt veel bloed vergoten, er is sprake van trouwen met heidenen, eten van onrein voedsel, en deelnemen aan misschien wel ‘wilde feesten’. Ester en Mordechai zijn wel voorbeelden van je vertrouwen stellen op God als het moeilijk wordt. En dat is precies wat God ons vanaf het begin heeft gevraagd. Adam en Eva hoefden maar één ding te doen, God vertrouwen. Zo sluit Ester opmerkelijk goed aan bij de rest van de Bijbel. De slang probeert Gods schepping kapot te maken. De mens is zondig, maar wordt gevraagd zijn vertrouwen op God te stellen. God geeft uitredding en herstel. De ultieme belofte is dat we een plek zullen hebben om te wonen en te leven, dat in dit koninkrijk van God in al onze noden voorzien zal worden en dat God zelf te midden van ons zal wonen.
    --------  
    11:46

Meer Religie en spiritualiteit podcasts

Over Bijbellezen met Jan

Welkom bij de Bijbellezen met Jan-podcast. Mijn naam is Jan Heijnen. Ik ben auteur van het boek ‘De Bijbel in 1 Dag’ en oprichter van het platform Bijbellezen met Jan. Ik wil mensen zoals jou helpen met het lezen, begrijpen en geloven van de Bijbel.In het eerste seizoen van de podcast bespreek ik in vogelvlucht alle Bijbelboeken. Deze afleveringen zijn gebaseerd op het boek 'De Bijbel in 1 Dag'. Het tweede seizoen staat in het teken van hoe je de Bijbel kunt lezen. Hierbij wissel ik solo-afleveringen af met gesprekken met gasten. Wil je ook met mij de Bijbellezen? Probeer dan eens een cursus of challenge. https://bijbellezenmetjan.nl/shop. 
Podcast website

Luister naar Bijbellezen met Jan, KUKURU en vele andere podcasts van over de hele wereld met de radio.net-app

Ontvang de gratis radio.net app

  • Zenders en podcasts om te bookmarken
  • Streamen via Wi-Fi of Bluetooth
  • Ondersteunt Carplay & Android Auto
  • Veel andere app-functies
Social
v7.1.1 | © 2007-2025 radio.de GmbH
Generated: 1/3/2025 - 11:16:04 AM