In deze Bijbelstudie van Leander Janse staat een indrukwekkende gebeurtenis centraal: hoe de inwoners van de goddeloze stad Ninevé reageren op de korte, krachtige boodschap van Jona: ‘Nog veertig dagen en Ninevé wordt ondersteboven gekeerd.’ Wat volgt is een onverwacht massaal berouw. ‘De mensen van Ninevé geloofden in God,’ staat er. Ze vasten, trekken rouwgewaden aan en roepen tot God, van jong tot oud; zelfs de dieren worden erbij betrokken.De reactie van de koning is al even aangrijpend. Hij verlaat zijn troon, legt zijn staatsiegewaad af, hult zich in een rouwgewaad en gaat in het stof zitten – een oosterse uiting van diep berouw. Hij beveelt de hele stad te vasten, zich te bekeren van geweld en ‘met kracht tot God te roepen’. Deze vier uitingen – vasten, rouwkleding, gebed en bekering – vormen een roep om genade.Wat volgt is wonderlijk: ‘Toen zag God wat zij deden… en Hij deed het niet.’ Gods oordeel blijft uit. ‘God reageert op onze reactie,’ zegt Leander. Deze studie laat zien dat God een levende en horende God is, vol barmhartigheid, een God die liever genade toont dan oordeel.
--------
21:13
--------
21:13
Jona’s Missie 2.0
‘Hoe zou hij geroken hebben?’ vraagt Leander Janse zich af, als hij het moment beschrijft waarop Jona door de vis op het droge wordt uitgespuugd. Na drie dagen in het donker, op de grens van leven en dood, ligt Jona op het strand. En dan gebeurt het: ‘Het woord van de Heere kwam voor de tweede keer tot Jona.’ God geeft hem een nieuwe kans.De reis naar Nineve is lang, zo’n maand lopen. Tijd om na te denken. Jona gaat, dit keer wel. Zijn boodschap is kort en krachtig: ‘Nog veertig dagen en Nineve wordt ondersteboven gekeerd.’ Maar, legt Lander uit, het Hebreeuwse woord ‘hafak’ kan ook iets anders betekenen: kantelen, veranderen, bekeren. De dreiging draagt tegelijk ook hoop in zich. God wil genade geven.‘De prediking is geen prediking als we Gods boodschap niet brengen.’ Leander maakt duidelijk dat ware verkondiging niet gaat om wat mensen graag willen horen, maar om wat waar is. Jona preekt geen zachte boodschap, maar roept op tot bekering en gerechtigheid. Zelfs voor een stad als Nineve is er nog tijd. De kern is helder: God wacht. Hij wil redden. Zelfs de meest verdorven stad krijgt nog veertig dagen.
--------
16:49
--------
16:49
Gods reddende genade breekt door
In het gebed van Jona, uitgesproken vanuit de buik van de vis, kijken we recht in het hart van een man die opnieuw heeft leren bidden. ‘Oh God, mijn God,’ roept hij (Jona 2:1). In deze lezing laat Leander Janse zien hoe dit gebed een spiegel is van het evangelie. Jona erkent zijn zonde en Gods oordeel: ‘Verstoten ben ik van voor uw ogen’ (vers 4). Hij beseft dat hij zichzelf niet kan redden: ‘De grendels sloten zich voor eeuwig achter mij’ (vers 6). Deze erkenning is volgens Leander essentieel om het evangelie te begrijpen.Maar er klinkt ook hoop. Jona herontdekt Gods barmhartigheid – een God ‘die rijk is in barmhartigheid’ (Efeze 2:4). God wil niet alleen redden, Hij doet het ook: ‘Maar uit het verderf trok u mijn leven omhoog’ (vers 6). Dat besef leidt tot dankbaarheid: ‘Met dankzegging zal ik u offers brengen’ (vers 9), en vervolgens tot overgave: ‘Wat ik beloofd heb, zal ik nakomen.’Leander: ‘Herken jij die dankbaarheid? Want wie Gods verlossing werkelijk begrijpt, wordt een dankbaar, toegewijd mens die leeft tot eer van Hem.’
--------
16:06
--------
16:06
‘O God’ – welke God?
In deze aflevering word je meegenomen in het hart van Jona’s gebed, midden in de buik van de vis. Leander Janse stelt direct de kernvraag: "Welke God roept Jona aan?"Allereerst is God degene die hoort en antwoordt. Jona bidt: “Ik riep uit mijn benauwdheid tot de Heere en Hij antwoordde mij.” Dit laat zien: gebed is geen therapie, maar een gesprek met een levende God. Vervolgens leert Jona dat God soeverein is – Hij is actief aanwezig, zelfs in het lijden. “U wierp mij de diepte in,” zegt Jona, waarmee hij erkent dat niet de zeelieden, maar God zelf zijn leven leidt, zelfs als dat door het water gaat.Ook herkent Jona dat God rechtvaardig is: “Verstoten ben ik van voor uw ogen,” zegt hij, beseffend dat zijn ongehoorzaamheid gevolgen heeft. Tegelijk roept hij uit: “Maar uit het verderf trok U mijn leven omhoog, Heere mijn God.” – God redt. En meer nog: Hij is “goedertieren” – vol standvastige liefde. Een God die niet loslaat, maar zich aan mensen verbindt. Uiteindelijk jubelt Jona: “Het heil is van de Heere.” Alles wat goed, bevrijdend en helend is, komt van Hem.Leer deze God kennen zoals Jona Hem herontdekt – als je bidt, spreek dan niet alleen je nood uit, maar noem Hem zoals Hij is. Dat verandert alles.
--------
15:31
--------
15:31
Nood leert bidden?
In deze aflevering van Het Evangelie van Jona staat het gebed van Jona centraal, uitgesproken vanuit het binnenste van een grote vis. Wat op het eerste gezicht een straf lijkt, blijkt juist een reddingsactie van God. “Toen bad Jona tot de Heere zijn God vanuit het binnenste van de vis,” lezen we in Jona 2. Leander Janse nodigt ons uit om stil te staan bij die noodsituaties in ons eigen leven: momenten waarin we, net als Jona, geen uitweg meer zien en alles dreigt te verdrinken in verdriet, verlies of angst.De kernboodschap is dat het niet de nood zelf is die ons verandert, maar wat we met die nood doen. “Jona veranderde op zich niet door in de buik van de vis te zitten, maar door in de buik van de vis te bidden.” Dat gebed is geen formule, maar een terugkeer tot God. De vis wordt zo het atelier waarin God Jona opnieuw leert bidden.Gods doel is niet alleen redding, maar ook vorming. “Het grootste wonder is niet dat Jona overleeft in de vis, maar dat Jona verandert in de vis.” In onze diepste nood ontdekken we wie God werkelijk voor ons is – en dat Hij genoeg is. Zoals Tim Keller zegt: “Je beseft niet dat Jezus alles is wat je nodig hebt, totdat Jezus alles is wat je hebt.”
In deze Bijbelstudie-serie over Jona neemt Leander Janse je stap voor stap mee door dit Bijbelboek. Geen heldenverhaal, maar het relaas van een profeet die niet wil doen wat God zegt. Volgens Leander is Jona vooral “een profeet die in verzet komt tegen Gods genade.”
Deze eerste aflevering laat zien hoe het Bijbelboek vragen stelt over gehoorzaamheid, roeping en Gods omgang met mensen – ook buiten Israël. Leander wijst erop dat het boek bewust eindigt met een open vraag: “God heeft het laatste woord – en dan is het stil.” Dat dwingt jou als lezer om ook zelf positie te kiezen. Wat is jouw antwoord op de vragen die het boek stelt?
“Jona had een theologisch probleem met God. Hij wist hoe God is – genadig en geduldig – maar hij wilde dat niet.” Het zet je aan tot nadenken. Over jezelf, over hoe je kijkt naar ‘de ander’, en over hoe ver Gods genade reikt.