Powered by RND
PodcastsNieuwsIn de Diepte: Reis naar de kern

In de Diepte: Reis naar de kern

BNR Nieuwsradio
In de Diepte: Reis naar de kern
Nieuwste aflevering

Beschikbare afleveringen

5 van 18
  • Reis naar de kern | 4. De ontdekking van het Higgsboson
    Waar is alle materie uit opgebouwd, en welke wetten volgen die deeltjes om alles op aarde en de rest van het heelal vorm te geven? Wat is antimaterie, en wat heeft quantumtheorie daarmee te maken? In Reis naar de kern neemt Ivo van Vulpen, deeltjesonderzoeker bij CERN in Genève en verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, je mee langs al deze grote vragen. Je denkt misschien dat dat ver van je normale belevingswereld afstaat, maar al deze inzichten worden dagelijks gebruikt. Van de GPS op je telefoon, tot de scanners in ziekenhuizen.. Over Reis naar de Kern Na Terug naar de Oerknal met Govert Schilling en Baan door het Brein met Iris Sommer is het nu tijd voor een nieuw avontuur: Reis naar de kern. Een fascinerende duik in de wereld van de allerkleinste deeltjes, waar de allergrootste vragen worden beantwoord. In vijf afleveringen zoomen we in op de wereld van het atoom, de quantummechanica, antimaterie en de ontdekking van het Higgs Boson. Reis naar de Kern is een podcast van BNR. Tekst en presentatie: Ivo van Vulpen. Concept: Connor Clerx. Eindredactie: Annick van der Leeuw. Montage: Gijs Friesen en Connor Clerx. Sounddesign en mixage: Gijs Friesen. Over Ivo Ivo van Vulpen is als deeltjesfysicus werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam, het Nationaal Instituut voor subatomaire fysica (Nikhef) en hij doet onderzoek bij de deeltjesversneller (Large Hadron Collider) bij CERN in Genève. Hij is hoogleraar Wetenschapscommunicatie, in het bijzonder betreffende de natuurkunde, aan de Universiteit Leiden. In 2018 verscheen zijn eerste boek: De melodie van de natuur. Transcript aflevering Hoewel die reis naar de wereld van het allerkleinste een avontuur is met een enorm rijk verleden (die ons veel nieuwe inzichten en toepassingen heeft gebracht) is het belangrijk om niet té lang in het verleden te blijven hangen. Laten we de stap maken naar het nu, naar het onderzoek van de 21e eeuw. Wat zijn bijvoorbeeld de laatste grote ontdekkingen geweest en wat zijn de raadsels waar wij als wetenschappers op dit moment van wakker liggen. In de vorige aflevering hebben we het Standaard Model leren kennen, dat bouwwerk dat zowel alle bouwstenen als natuurkrachten bevat. Het blootleggen hiervan is een fe-no-me-nale prestatie, maar hoe mooi en stevig het Standaard Model ook leek, het bleek helemaal geen stevig fundament te hebben en bovendien was het alsof het gebouw er wel stond, maar er geen cement tussen de stenen zat. In deze vierde aflevering van onze reis gaan we op zoek naar dat onzichtbare cement dat de boel bij elkaar houdt. Het blijkt inderdaad te bestaan. Het draait allemaal om het beroemde Higgs-deeltje. Wat maakte dit idee nou zo bijzonder dat wetenschappers van over de hele wereld, in dit geval bij cern, het Europees centrum voor deeltjesfysica, er samen naar op zoek zijn gegaan. En waarom heeft het meer dan 60 jaar geduurd om het te vinden? Natuurlijk was het mooi dat het een Nobelprijs opleverde, maar nog belangrijker voor ons als wetenschappers was dat het ervoor zorgde dat het Standaard Model vanaf dat moment wél stevig stond. Hierdoor veranderde niet alleen de manier waarop we naar de natuur keken, maar het zorgde er ook voor dat we ’s nachts niet meer wakker lagen van de vraag: ‘Hoe zit het nou eigenlijk echt?’. Om het probleem en de oplossing van Peter Higgs beter te begrijpen moeten we eerst kort van het hoofdpad af. We slaan een klein zijpaadje in zodat ik even kort wat kan vertellen over de manier waarop natuurkundigen hun theorieën vormgeven. Als je probeert het gedrag van mensen te begrijpen en te voorspellen dan kom je er snel achter dat dat enorm complex is. Menselijk gedrag hangt van ontzettend veel dingen af zoals leeftijd, geslacht, uiterlijk en karaktereigenschappen, maar ook van de geschreven, en ongeschreven, regels van de cultuur van het bedrijf of land waarin een ontmoeting plaatsvindt. Psychologie is een ingewikkeld en belangrijk vak. Wij natuurkundigen doen hetzelfde, maar dan met de natuur in plaats van de mens. En wij hebben het veel makkelijker dan de psychologen omdat de deeltjes maar een klein aantal eigenschappen hebben en de natuurwetten universeel en onveranderlijk zijn. De taal die wij gebruiken om de regels en het verhaal van de natuur te beschrijven bestaat niet uit woorden en zinnen, maar uit wiskundige formules. Het grote voordeel daarvan is dat het een universele taal is zonder ambiguïteiten. Tegelijkertijd is het ook een taal die weinig mensen buiten de wetenschap beheersen. En dat is jammer, want daarmee blijft de betekenis en schoonheid van het verhaal verborgen. Een voorbeeld: als ik je een Japanse tekst laat zien en je vraag of het een regel is uit de Japanse belastingalmanak, een regel uit een vertaald gedicht van Pablo Neruda of een uit het kinderboek Nijntje aan zee dan zeg je waarschijnlijk ‘Die vraag kan ik niet beantwoorden, want ik kan geen Japans schrift niet lezen.’ Tegelijkertijd weet je ook dat Japanse schoolkinderen de vraag wel kunnen beantwoorden en de regel zonder probleem voor je kunnen vertalen. In het geval van Nijntje is zo’n simpele vertaling genoeg, maar als het een gedicht of verhaal is dan is er meer nodig om door te dringen tot de essentie van wat er verteld wordt: context, cultuur, inzichten. Hetzelfde geldt voor formules. Ook die komen in allerlei soorten en maten: van trivialiteiten tot formulering met onpeilbare dieptes en verborgen inzichten. Om een voorbeeld te geven, pas ja-ren nadat Einstein zijn formules over de zwaartekracht had opgeschreven bleek dat het heelal altijd zou uitdijen en dat er zwarte gaten zouden moeten bestaan. Ook bij de formules van het Standaard Model werd er iets ongemakkelijks zichtbaar. Meer concreet: het bleek dat volgens de theorie deeltjes geen massa mochten hebben. En dat is een probleem. Een heel groot probleem. Deeltjes hebben namelijk gewoon wel massa. Dat zien we elke dag als we op de weegschaal staan, maar iets breder: als deeltjes geen massa zouden hebben dan waren ze in ons heelal nooit samengeklonterd onder invloed van de zwaartekracht tot de sterren en planeten die we nu hebben. En dan waren wij er ook zelf nooit geweest, want in zo’n massaloze wereld beweegt alles met de lichtsnelheid en kunnen atomen niet bestaan. Om een lang verhaal kort te maken: De Britse natuurkundige Peter Higgs ontdekte dat er een manier was om de theorie iets aan te passen zodat deeltjes toch massa konden hebben. Een oplossing die het bouwwerk stevig bij elkaar hield: het onzichtbare cement. De essentie van zijn idee, dat bekend staat als het Higgs mechanisme, is dat de ruimte, het hele heelal dus, gevuld is met iets dat we als mensen niet kunnen ruiken, zien, proeven, horen of voelen, maar waarvan deeltjes wél merken dat het er is. Voor deeltjes is dat Higgs veld net als wat water is voor vissen. Het is overal om ze heen en sommige vissen bewegen makkelijker door het water dan andere. Dat is ook precies wat sommige deeltjes licht maakt en andere zwaar. Een mooie oplossing voor het probleem van massa, …. maar ja, hoe gingen we bewijzen dat dit ook echt waar is. Je kunt natuurlijk van alles verzinnen. De zoektocht naar dit zogenaamde Higgs-veld dat in de lege ruimte verborgen zou zitten had enorm veel voeten in de aarde. Een voorspelling was dat als dit veld inderdaad bestond er in deeltjesversnellers naast alle bekende deeltjes heel af en toe nog één ander deeltje geproduceerd zou worden. Een deeltje met een unieke vingerafdruk. Als dat zo is dan zouden we dat wel kunnen vinden natuurlijk, want laat deeltjes zoeken in botsingen nou net onze core business zijn. Toch zou het nog zo’n vijftig jaar duren voor alle ingrediënten aanwezig waren: deeltjesversnellers met genoeg energie, detectieapparatuur die nauwkeurig genoeg was en, niet onbelangrijk, het samenwerken van duizenden wetenschappers vanuit de hele wereld. Zo’n plek bestaat en rond 2010 viel alles op zijn plek. Dé plek waar deeltjesfysici van over de hele wereld al meer dan vijftig jaar samenkomen om onderzoek te doen naar de wereld van het allerkleinste is cern, het Europees onderzoekscentrum voor de deeltjesfysica in de buurt van Genève. Het is iets meer dan een vierkante kilometer groot en ligt tussen de stad en de laatste uitlopers van het Jura-gebergte. Een plek met een haast mythische status, maar het is tegelijk ook gewoon een Science Park zoals er zoveel zijn in de wereld. Een plek waar elk jaar honderden promovendi opgeleid worden en waar wetenschappers van over de hele wereld samenkomen om, vrij van politiek, samen te werken en te overleggen. Zelf was ik vrij snel verkocht na mijn eerste kennismaking met cern. Ik werd geselecteerd als cern-zomerstudent. Een life changing experience waarbij mijn wereld in één klap groeide van Utrecht en Nederland naar de hele wereld. Elke zomer komen er namelijk vanuit elke land dat aangesloten is bij CERN een paar studenten drie maanden naar Genève om daar les te krijgen van de toppers in het vakgebied en om mee te draaien in een ‘echte’ onderzoeksgroep. Ineens werkte ik in de groep van een vrolijke Noor met een Italiaanse technicus en zat ik in de collegebanken en bij de lunch met studenten uit Noorwegen, Griekenland, Zweden en Portugal warm te eten: Espen, Georgios, Anna en João: de wereld in het klein. Ik vond het schitterend! Studenten die net als ik ook enorm van dat ene stukje natuurkunde hielden waardoor de culturele en taalverschillen als sneeuw voor de zon verdwenen. Voor mij is cern de belichaming van de ongekende mogelijkheden als we wereldwijd samenwerken aan een gedeelde droom. Het heeft daarmee een rol die groter is dan alleen het onderzoek zelf en ik ben altijd enorm trots dat ik daar deel van uit mag maken. Om het Higgs deeltje te kunnen maken, als het überhaupt bestaat natuurlijk, moet je met enorm veel energie deeltjes op elkaar botsen. En dat komt goed uit, want op CERN staat de krachtigste deeltjesversneller op aarde: de Large Hadron Collider, de LHC. Het is een 27 kilometer lange cirkelvormige versneller in een tunnel 100 meter onder de grond. Die tunnel kun je qua grootte goed vergelijken met een metro-tunnel. De protonen zelf draaien in wolkjes in een kleine buis hun rondjes: één buis waarin de protonen linksom draaien en één waarin de protonen rechtsom draaien. Er is een klein stukje waar de protonen een klein zetje krijgen en de rest van de tunnel staat bomvol magneten die zorgen dat de magneten keurig een rondje draaien in hun buis om vervolgens weer terug te komen bij de plek waar we ze nóg een zetje kunnen geven. Als je in die tunnel staat zie je die buizen trouwens zelf niet omdat ze verstopt zitten in grote supergeleidende magneten die allemaal afgekoeld moeten worden tot bijna het absolute nulpunt. Door de tegen elkaar in draaiende wolkjes protonen op sommige plekken in de ring door het oog van een naald te sturen moeten ze haast wel botsen. Het is op die punten dat er nieuwe deeltjes gemaakt worden en het zal jullie niet verbazen dat we op die plekken grote ondergrondse hallen hebben uitgegraven om er onze grote fototoestellen te plaatsen. Ik heb eerder verteld dat we van alle brokstukken die de detector bereiken kunnen achterhalen welk deeltje het was, welke richting hij op vloog en welke energie hij had. We gebruiken die brokstukken vervolgens om, net als paleontologen met dinosaurussen, de zware kortlevende deeltjes die in de botsing gemaakt zijn te reconstrueren. Elk met hun eigen vingerafdruk. In ons geval dus op zoek naar tekenen van het Higgs-deeltje. Zo’n detector om botsingen te bekijken wordt niet door CERN zelf gemaakt trouwens. CERN zelf zorgt alleen voor de versneller en de infrastructuur en het is aan samenwerkingsverbanden tussen universiteiten en onderzoeksinstituten van over de hele wereld om samen zo’n experiment vorm te geven. Het experiment waar ik zelf aan werk heet ATLAS. Het is een van de experimenten die het HIggs deeltje ontdekt hebben en we zijn druk bezig om alle eigenschappen van het HIggs deeltje in kaart te brengen. Zelf ben ik aan het uitzoeken hoe lang het HIggs deeltje zelf eigenlijk leeft. En geloof het of niet, maar vandaag, op de dag dat we dit opnemen, publiceren we ons resultaat, maar dat is weer een ander verhaal. Het ATLAS experiment is een samenwerking tussen een paar duizend wetenschappers en dat zoiets überhaupt bij elkaar blijft is op zichzelf al een klein wonder. Waar een groot bedrijf vaak sterk hiërarchisch georganiseerd is om efficiënt te kunnen opereren moet hier een organisatie van tweeduizend hoogopgeleide mensen opgebouwd worden die in de basis bestaat uit groepen van tien tot twintig personen. Het gaat om een hoop geld en we moeten goed verantwoorden, zowel naar buiten als voor onszelf, hoe we gemeenschappelijke keuzes maken over de technologie en hoe we de data zo goed mogelijk analyseren. Wie wordt de baas en welke bevoegdheden heeft die persoon? cern houdt bij het uitbesteden van werk aan de industrie de verdeling over de landen goed in de gaten zodat die ook profiteren en ook in de experimenten zelf is balans het sleutelwoord. Ook de sociologie is niet triviaal. Want hoe ga je om met cultuurverschillen. Hoe zorg je dat een Japanse promotiestudent ideeën kan uitwisselen en samen kan werken met een senior Duitse professor en hoe laat je mensen ‘constructief’ samenwerken in een zeer competitieve omgeving? Hoe zorg je dat elk land ook een eigen zichtbaarheid en identiteit houdt en hoe ga je de leiderschapsposities invullen? Een strakke hiërarchie is ook niet altijd de meest geschikte opzet. Bij veel deelonderzoeken gaan twee of meer groepen afzonderlijk aan de slag. Dat lijkt zeer inefficiënt, en dat is het inderdaad ook wel, maar door parallel te werken worden fouten vermeden en is zorgvuldigheid gewaarborgd omdat je elkaar zo controleert. Er ontstaan op die manier ook verschillende oplossingen voor specifieke problemen en komen we samen sneller vooruit. Het maakt ook dat er ruimte is voor mensen om een gek idee na te jagen. En vreemd genoeg zijn het vaak die out-of-the-box ideeën die eigenlijk helemaal niet kunnen, die een doorbraak geven en ook weer interessant zijn voor de industrie. Het zijn nieuwe technieken die commercieel vaak nog niet interessant zijn, maar wel een uitdaging vormen en zo een katalysator zijn voor nieuwe ideeën en projecten. Maar hoe vind je dat Higgs-deeltje dan precies? Wat is dan die unieke vingerafdruk waar je naar op zoek bent in die botsingen? De voorspelling zegt dat het Higgs-deeltje, als het bestaat, heel kort leeft en daarna uit elkaar valt in andere deeltjes. Dat kan op verschillende manieren en onze strategie was om ons te richten op twee vrij unieke en zeer duidelijk herkenbare signalen: de specifieke gevallen waarin het Higgs-deeltje uit elkaar valt in vier muon deeltjes of twee lichtdeeltjes. Hoewel dit allebei vrij zeldzaam is, zijn deze makkelijk te herkennen in de detector tussen de miljarden andere botsingen. De kans dat er een Higgs-deeltje gemaakt wordt in een botsing is enorm klein, dus je zult veel botsingen moeten bekijken. Het lijkt zo makkelijk als ik zo opschrijf: zoek naar botsingen met vier muon deeltjes of twee lichtflitsjes en bekijk of je er meer ziet dan je zou verwachten van de voorspelling waarin het Higgs-deeltje niet bestaat. En als je hebt vastgesteld dat er echt een overschot is, overtuig jezelf er dan van dat die ‘extra’ botsingen inderdaad van een Higgs-deeltje afkomstig zijn. Maar dat is nog best tricky. Het aan elkaar knopen van de signalen van de verschillende detectoren, het selecteren van de juiste botsingen en de interpretatie ervan is een karwei dat honderden deeltjesfysici meer dan tien jaar heeft beziggehouden. Zo gebeuren er per seconde zo’n miljard botsingen in de detector, maar je kunt er elke seconde maar zo’n 1000 op de computer opslaan. Hoe maak je elke seconde weer de beslissing welke foto’s je wel en niet bewaart? En hoe zeker weet je dat je geen fout maakt? En hoe zeker weet je eigenlijk dat je echt lichtdeeltjes zit te tellen en niet andere deeltjes die er heel erg lijken en duizenden malen vaker geproduceerd worden. Net als de technologie pusht dit ook de ontwikkeling op het gebied van computertechnologie, algoritmes, data-transfer en data-analyse. De gedistribueerde computing die we nu zo normaal vinden een sterk fundament heeft op CERN en het is niet voor niets dat fabrikanten maar al te graag samenwerken met onze tak van wetenschap bij het testen van nieuwe technologie. In de eerste twee jaar dat de Large Hadron Collider draaide zochten we in de botsingen allerlei combinaties van deeltjes. Werkte onze apparatuur wel zoals we dachten en zagen we de deeltjes terug waarvan we wisten dat we ze zouden maken. Maar de meeste aandacht ging natuurlijk uit naar botsingen met vier muonen of twee fotonen. Het was echt fantastisch toen we merkten dat het leek of er een overschot was aan deze speciale botsingen, al was het wel een zenuwslopende periode. Je moet wachten tot je zeker bent van je zaak (een onterechte claim kost je namelijk je wetenschappelijke reputatie), maar je weet dat er een concurrerend experiment ook druk op zoek is en net zo graag als jij de ontdekking wil claimen. En echt niemand herinnert zich de nummer twee, zeker niet als er onsterfelijkheid op het spel staat. De laatste weken in aanloop naar het grote deeltjes-congres van 2012 waren enorm hectisch. Een van de ontwerpers van het programma dat het mogelijk maakte om alle gegevens te verwerken en te bepalen hoe waarschijnlijk het nou is dat er nou een Higgs-deeltje verborgen zit in de data was mijn kantoorgenoot op het Nikhef hier in Amsterdam, Wouter Verkerke. Hoewel weinig mensen het geloven was het resultaat pas een paar dagen voor de bijeenkomst bekend. Het signaal was er en gaf een consistent beeld. En ook onze concurrent, het CMS experiment, trok dezelfde conclusie: Peter Higgs had gelijk! De lege ruimte was inderdaad niet leeg. Er was een Higgs-veld dat op elke plek in de ruimte aanwezig was en dat deeltjes hun massa gaf. Het mooist werd deze nieuwe realiteit omschreven door Robbert Dijkgraaf die zei: ‘Het is als een vis die ontdekt dat hij in het water leeft’. Kortom, we did it! Een zoektocht van meer dan vijftig jaar afsluiten met de ontdekking van het Higgs deeltje zelf was echt geweldig en het was een onwaarschijnlijk voorrecht om hier deel van uit te mogen maken. De dag na de ontdekking, werden alle natuurkundigen natuurlijk in een roes wakker, maar al snel begon dat wel bekende en irritante knagende gevoel weer op te spelen dat wetenschappers zo eigen is. Want het Higgs-mechanisme verklaart dan wel hoe deeltjes massa krijgen, maar waarom de massa’s zijn wat ze zijn en zo volledig verschillend is een compleet raadsel. Na zo lang geobsedeerd te zijn geweest door de jacht op het Higgs-boson zouden we bijna vergeten dat het lijstje van onbeantwoorde vragen en mysteries in de natuur nog zo veel langer was dan het wel/niet bestaan van het Higgs-boson. See omnystudio.com/listener for privacy information.
    --------  
    20:40
  • Reis naar de kern | 3. Het Standaardmodel
    Waar is alle materie uit opgebouwd, en welke wetten volgen die deeltjes om alles op aarde en de rest van het heelal vorm te geven? Wat is antimaterie, en wat heeft quantumtheorie daarmee te maken? In Reis naar de kern neemt Ivo van Vulpen, deeltjesonderzoeker bij CERN in Genève en verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, je mee langs al deze grote vragen. Je denkt misschien dat dat ver van je normale belevingswereld afstaat, maar al deze inzichten worden dagelijks gebruikt. Van de GPS op je telefoon, tot de scanners in ziekenhuizen.. Over Reis naar de Kern Na Terug naar de Oerknal met Govert Schilling en Baan door het Brein met Iris Sommer is het nu tijd voor een nieuw avontuur: Reis naar de kern. Een fascinerende duik in de wereld van de allerkleinste deeltjes, waar de allergrootste vragen worden beantwoord. In vijf afleveringen zoomen we in op de wereld van het atoom, de quantummechanica, antimaterie en de ontdekking van het Higgs Boson. Reis naar de Kern is een podcast van BNR. Tekst en presentatie: Ivo van Vulpen. Concept: Connor Clerx. Eindredactie: Annick van der Leeuw. Montage: Gijs Friesen en Connor Clerx. Sounddesign en mixage: Gijs Friesen. Over Ivo Ivo van Vulpen is als deeltjesfysicus werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam, het Nationaal Instituut voor subatomaire fysica (Nikhef) en hij doet onderzoek bij de deeltjesversneller (Large Hadron Collider) bij CERN in Genève. Hij is hoogleraar Wetenschapscommunicatie, in het bijzonder betreffende de natuurkunde, aan de Universiteit Leiden. In 2018 verscheen zijn eerste boek: De melodie van de natuur. Transcript aflevering Tot de jaren dertig was eigenlijk niks aan de hand. De natuurkunde was vrij overzichtelijk. Weer overzichtelijk moet ik natuurlijk zeggen. In de vorige aflevering hadden we het over de atoomrevolutie in die eerste decennia van de 20e eeuw waarin het ons eindelijk lukte om door te dringen tot de wereld van het atoom zelf, die kleinste bouwstenen van alle elementen. Tot de verbazing van wetenschappers bleken alle atomen uit dezelfde drie basisbouwstenen opgebouwd te zijn: protonen en neutronen (die samen de atoomkernen vormden) en de elektronen. Van negentig elementen terug naar drie bouwstenen dus. Heerlijk simpel en overzichtelijk! Alles op orde dus zou je denken. Maar toen gebeurde er iets waardoor we in één klap wisten dat we nog niet op de diepste laag van de kennis waren aangekomen en dat nog een onbekende wereld verborgen lag. In deze aflevering vertel ik jullie over deze verrassing en hoe het ons door ontwikkelingen in de techniek uiteindelijk wél lukte om het fundament van de natuur te bereiken. De neutronen en protonen bleken toen opgebouwd te zijn uit nog kleinere deeltjes, we leerden zelf deeltjes te maken in het laboratorium met behulp van deeltjesversnellers en ze te bestuderen met detectoren. Alles samen noemen we dat het Standaard Model en dat is tot op de dag van vandaag het beste beeld dat we hebben van de wereld op de allerkleinste schaal. En daar zitten gekke dingen bij hoor: deeltjes die dwars door de aarde kunnen vliegen bijvoorbeeld en magische dingen als anti-materie. Om deze stappen te begrijpen is het handig om je voor te stellen dat de ontdekking van het atoom net zoiets is aanspoelen op een onbekend eiland, waarna je, uit nieuwsgierigheid, gaat proberen dat eiland verder in kaart te brengen. Op het eiland bevindt zich een dicht oerwoud en terwijl je er steeds dieper en dieper in probeert door te dringen, bijvoorbeeld langs een rivier weet je niet of dat bos zich nog tientallen kilometers zo uit zal strekken en of er überhaupt nog wel iets anders te vinden zal zijn dan dezelfde bomen, vruchten en dieren die je van thuis kent. Maar als er dan ineens een bootje de rivier af komt zakken of als je een dier ziet dat je nooit eerder hebt gezien dan weet je gelijk dat je niet alleen bent en dat er meer dingen verborgen zijn. Precies zo'n situatie hadden we in de deeltjesfysica. Tijdens het onderzoek naar atoomkernen en radioactiviteit bleek gek genoeg dat er ook een bron van straling aanwezig was in een ruimte als er helemaal geen radioactieve stoffen in de buurt waren. Het idee was dat dat veroorzaakt werd door radioactieve stoffen in de aarde zelf. Best logisch en dus ‘case closed’ zou je denken, maar dan heb je net even buiten de koppigheid van de natuurkundigen gerekend. Er is er namelijk altijd eentje die het zeker wil weten en die naar de top van de Eiffeltoren gaat om te kijken of daar inderdaad minder straling is of in een luchtballon stapt om nog hoger te meten. Dat is allebei echt gebeurd! En maar goed ook, want het bleek dat de straling helemaal niet afnam hoe hoger je kwam. het werd juist sterker. De straling kwam dus niet uit de aarde, maar uit de ruimte! Blijkbaar worden we op aarde blijkbaar dus gebombardeerd door deeltjes uit het universum. Die botsen hoog in de lucht op zuurstofatomen en produceren daar een soort lawine van deeltjes waarvan sommigen lang genoeg leven om het aardoppervlak te halen. Die deeltjes waren dus de bron van die mysterieuze straling waar we naar op zoek waren. Dat onderzoek naar deze zogenaamde kosmische stralen is nog steeds een belangrijk onderzoeksgebied, maar daar gaat het nu even niet om. Mensen onderzochten om welke deeltjes het nou precies ging door de sporen van de deeltjes zichtbaar te maken, net zoals de sporen die vliegtuigen hoog in de lucht produceren, en door te kijken hoe ze reageerden als ze op andere materialen botsten. Zoveel mogelijkheden waren er niet, want we kenden immers maar drie verschillende deeltjes. Tot hun verbazing zagen ze dat het deeltjes waren die wel elektrisch geladen waren, maar geen proton waren …. en ook geen elektron. Een nieuw deeltje dus dat ongeveer tweehonderd keer zo zwaar bleek te zijn als een elektron. Het kreeg een eigen naam: het muon. Een onverwachte gast. Niet echt nodig, maar dat maakt niet uit. Het is net als gekleurde hagelslag en dure sportwagens. Niet echt nodig, maar het maakt de wereld wel een stuk leuker. Als kosmische stralen op dunne materialen vallen, blijken er nog veel meer nieuwe deeltjes te ontstaan. Sterker nog, een hele dierentuin vol nieuwe deeltjes. Fascinerend, maar het onderzoek was erg onhandig, want je was volledig overgeleverd aan wat de ruimte je gaf. Gelukkig lukte het ons dankzij twee technieken om zelf de regie in handen te krijgen: 1) de deeltjesversneller (om zelf deeltjes te kunnen maken in deeltjesbotsingen) en 2) de deeltjesdetector om alle deeltjes zichtbaar te maken die in die botsingen werden gemaakt. Dit zijn de twee elementen die we tot op de dag van vandaag nog steeds gebruiken om de natuur op de kleinste schaal te bestuderen. Alleen steeds een stukje geavanceerder. Eerst de deeltjesversneller. Dat we zelf deeltjes kunnen maken is een cruciale ontdekking geweest. De bekende formule van Albert Einstein E=mc2 betekent namelijk niet alleen dat je massa kan omzetten in energie (dat was de basis van de kernenergie en het branden van de zon uit de vorige aflevering), maar het werkt ook de andere kant op; als je maar genoeg energie bij elkaar brengt kan je daarmee ook zelf massa creëren: nieuwe deeltjes dus. In een deeltjesversneller geven we deeltjes, bijvoorbeeld protonen, energie door ze een klein zetje te geven. Daarna gebruiken we magneten om ze af te buigen en ze door een holle buis in een heel grote cirkel weer terug te leiden naar de plek waar we ze een zetje gaven … om ze vervolgens opnieuw een duwtje te geven. Als je dat heel vaak herhaalt krijgen deeltjes een enorm hoge snelheid en energie en als je ze daarna op elkaar laat botsen kun je al die bewegingsenergie gebruiken om nieuwe deeltjes te maken. Het voordeel is dat we zo deeltjes in een gecontroleerde omgeving kunnen maken. De ontwikkeling van de deeltjesversnellers ging heel snel: steeds meer energie en steeds meer botsingen. Op dit moment is de krachtigste deeltjesversneller op aarde de Large Hadron Collider op CERN, het Europees centrum voor de deeltjesfysica. Dan de deeltjesdetector. Om te begrijpen wat er in een botsing gebeurt is het cruciaal dat je de botsing kunt ‘fotograferen’. Dat is niet zo makkelijk, want ik zeg wel fotograferen, omdat we dat allemaal kennen uit onze eigen belevingswereld, maar een normale fotocamera kan alleen maar licht zien en helemaal geen andere deeltjes. De meeste deeltjes in de botsing leven trouwens ook veel te kort om te zien. We hebben een manier bedacht die je kunt vergelijken met die van het bestuderen van voetstappen in de sneeuw. Als ik je een foto laat zien van een spoor van voetstappen in de sneeuw dan vind je het vast gek als ik je vraag of het een auto, een konijn of een mens is geweest die deze sporen heeft achtergelaten. ‘Een mens natuurlijk’ zeg je dan. En als je de foto in meer detail bekijkt kun je vast nog veel meer achterhalen. Je ziet bijvoorbeeld of het één persoon was of twee, of het een kind was of een volwassene en nog veel meer. In een deeltjesdetector doen we eigenlijk precies hetzelfde. Als een deeltje door een detector heen beweegt laat het daar ook een karakteristieke afdruk achter, net als die voetstappen in de sneeuw. Het gaat hier te ver om de details te bespreken, maar door deeltjes door verschillende detectielagen te laten bewegen, die elk een specifieke eigenschap vastleggen, kun je van alle deeltjes hun type, richting en energie vastleggen. En hoewel het strikt genomen niet klopt is het prima om er over na te denken als een ‘foto’ van de botsing. Dat doe ik zelf ook. Maar het is wel echt ingewikkeld. Er zijn een miljard botsingen per seconde en in elke botsing zijn vaak wel honderd(en) deeltjes. Ontzettend moeilijk dus, … maar niet onmogelijk als je samenwerkt met slimme en creatieve mensen van over de hele wereld. Veel van de nieuwe deeltjes die gemaakt worden in de botsing leven veel en veel te kort om onze detector te bereiken. Het einde van het leven klinkt dramatischer dan het is, maar deeltjes kunnen uit elkaar vallen in een mix van andere deeltjes. Om toch iets te leren over die wereld die al lang verdwenen is, gebruiken we dezelfde truc die paleontologen gebruiken. De wereld die zij bestuderen, die van dinosauriërs, is ook al 65 miljoen jaar geleden verdwenen en toch verschijnen er wekelijks boeken over verschillende soorten dino’s en hun eigenschappen. Dat kan omdat er dingen bewaard zijn gebleven, hun botten, en door die weer in elkaar te zetten kunnen ze die wereld reconstrueren. Een super slim idee en wij deeltjesfysici doen hetzelfde. Wij gebruiken de ‘stabiele’ deeltjes (de deeltjes die lang genoeg leven om ze te zien in onze detectoren) om te herleiden wat er in de botsing gebeurd is. Hebben we nou wat aan die deeltjesversnellers en detectoren of zijn het speeltjes van jullie wetenschappers? Zeker! Er zijn zelfs duizenden deeltjesversnellers in de wereld. Bijvoorbeeld in ziekenhuizen. Helaas kent bijna iedereen wel iemand die kanker heeft en bestraald wordt, maar bijna niemand weet waarmee mensen dan eigenlijk bestraald worden. Meestal zijn röntgenstralen met heel veel energie het meest geschikt en om die te maken heb je een deeltjesversneller nodig. Net als bij de productie van ‘gewone’ röntgenstralen komt de straling vrij als deeltjes versneld worden en op een plaatje worden geschoten. Zonder deeltjesversneller geen kanker-bestraling dus, en daarom heeft elk groot ziekenhuis deeltjesversnellers. En de detectoren zelf dan? Laat ik ook daar weer een toepassing in het ziekenhuis pakken. We kennen allemaal de röntgenfoto. De straling zelf zie je niet, maar die gaat wel dwars door je spieren en vet heen, maar niet door je botten. Als je het licht opvangt aan de andere kant van je lijf kun je op de foto daarom heel goed de botten zien. En dus zien of er een breuk is. Of niet. Als je een scherpere foto wil kun je meer licht gebruiken, maar dat is niet zonder gevaar. Het is niet voor niks dat iedereen de kamer uitgaat in het ziekenhuis of bij de tandarts als er een röntgenfoto gemaakt wordt. De straling richt namelijk veel schade aan op zijn weg door je lichaam. Een andere oplossing om een betere foto te maken is door de fotografische plaat zelf beter te maken. Dit is net zoiets als het vergroten van het aantal pixels bij een digitale camera. En elke verbetering in de gevoeligheid zorgt ervoor dat met dezelfde hoeveelheid straling een betere foto gemaakt kan worden. Voor een enkele foto zal dat niet veel uitmaken, maar voor een zogenaamde ct-scan (dat is ongeveer het equivalent van tweehonderd foto’s tegelijk) betekent zou zoiets een enorme gezondheidswinst voor patiënten kunnen betekenen. Net als aan het begin van de twintigste eeuw toen men alle atomen rangschikte en in detail onderzocht om uiteindelijk te ontdekken dat ze allemaal opgebouwd waren uit dezelfde drie bouwstenen gebeurde hier eigenlijk weer hetzelfde. In deeltjesbotsingen was er een hele dierentuin aan deeltjes tevoorschijn gekomen, maar toen het stof neerdaalde bleken al die deeltjes ook weer combinaties te zijn van maar aan handvol elementaire bouwstenen. Het proton en neutron bleken bijvoorbeeld opgebouwd te zijn uit zogenaamde up-quarks en down-quarks. Samen met het elektron waren dat de bouwstenen van alle stabiele materie. Ze vormen samen de zogenaamde eerste familie, maar er hoort nog een vierde familielid bij: het neutrino. Een deeltje waar ik verder niet veel over zal zeggen, maar dat geproduceerd wordt in radioactieve processen en dat bekend staat als ‘spookdeeltje’ omdat het zonder probleem dwars door de aarde heen kan vliegen. Belangrijker is om te vertellen dat er van elk van deze vier deeltjes twee kopieën bestonden, twee kopieën met meer massa’s en die bovendien maar kort leefden. Dat gekke muon bijvoorbeeld, het zwaardere zusje van het elektron waar de hele zoektocht mee begon, heeft in tegenstelling tot het elektron niet het eeuwige leven, maar leeft maar een miljoenste seconde. Uiteindelijk bleken er 12 elementaire deeltjes te zijn, netjes gerangschikt in drie families van elk vier deeltjes. Deze deeltjes, samen met de regels over de manier waarop ze met elkaar communiceren (elkaar aantrekken, afstoten of in elkaar versmelten) vormen samen het beroemde Standaard Model. Dit Standaard Model vormt op dit moment het fundament van onze kennis over de opbouw van alle materie. Er is géén diepere laag. Dit is het. Het is een fantastisch en complex wiskundig bouwwerk waarmee we bijna alle deeltjes-fenomenen die we zien kunnen verklaren, maar tegelijkertijd zijn er ook frustrerende open vragen en mysteries. Waarom zijn er bijvoorbeeld drie families en niet gewoon één en waarom hebben de deeltjes zulke enorm verschillende massa en lukt het niet om de zwaartekracht een plekje te geven in de theorie? Dat allemaal in de volgende afleveringen. We wandelen nu in grote stappen door het bos heen recht op het doel af, maar voor we afsluiten wil ik nog even een klein zijpaadje inslaan en iets zeggen over iets is dat als totale science-fiction en magie bekend staat onder het brede publiek terwijl het voor deeltjesfysici de gewoonste zaak is van de wereld is: anti-materie. Komt ie! Toen de quantummechanica nog in de kinderschoenen stond bleek het lastig om de nieuwe theorie te combineren met de relativiteitstheorie. Enorm frustrerend, maar uiteindelijk lukte het de Engelsman Paul Dirac. Hij vond een formule die hem in staat stelde de bewegingen van het elektron in die rare quantumwereld te voorspellen. Het werkte allemaal fantastisch, maar zijn nieuwe theorie voorspelde dat er ook zoiets als een anti-elektron zou moeten bestaan (een positron voor de liefhebbers). Een deeltje dat even zwaar zou moeten zijn als een elektron, maar dan positief geladen. Hoewel er op zich niks mis is met het voorspellen van een nieuw deeltje (doe wat je niet laten kan), maar het leek naïef, omdat er geen en-kel experiment was dat zo’n anti-elektron had gezien. Gelukkig voor Dirac werd het positron vrij snel na zijn voorspelling ontdekt in het onderzoek naar kosmische stralen. En weer door Carl Anderson, de man die ook het muon deeltje had ontdekt. ‘Some guys have all the luck’. Later zou blijken dat inderdaad elk deeltje zijn eigen anti-deeltje heeft en het vormt daarmee ‘gewoon’ de helft van de bouwstenen van het Standaard Model. Rondom antimaterie hangt een zweem van mysterie. Er is op aarde namelijk alleen materie en geen antimaterie en ook in de rest van het heelal lijkt het niet voor te komen. HOE kan dat nou? Een van de bijzondere aspecten van deeltjes en antideeltjes is ook dat ze kunnen samensmelten als ze elkaar tegenkomen, maar dat geeft gelijk de vraag waarom er dan überhaupt nog materie over is in het heelal als ze bij de oerknal in even grote hoeveelheden gemaakt zijn? Het mechanisme dat deze asymmetrie veroorzaakt is nog steeds een van de grootste raadsels van de deeltjesfysica. Voor jou als luisteraar is het vast krankzinnig om te beseffen dat iets zo exotisch als anti-materie, iets waar je misschien tot 5 minuten geleden nog nooit van had gehoord, toch een toepassing heeft gevonden. Dat is zo namelijk. Het is niet in de vorm van een bom zoals in het boek het Bernini-mysterie van Dan Brown, maar juist om levens te redden in het ziekenhuis. Daar worden de twee lichtflitsen die gemaakt worden als een positron een elektron elkaar tegenkomen gebruikt om tumoren te lokaliseren. Laat me uitleggen hoe we dat doen. Bij patiënten wordt eerst een radioactieve stof geïnjecteerd die heel slim aan een (suiker)molecuul wordt gehangen zodat het zich via het bloed naar de tumor toe beweegt. Er wordt een speciaal atoom gebruikt dat positronen uitstraalt als straling, antimaterie dus. En dat positron zal, zodra het vrijkomt, vrijwel gelijk met een elektron samensmelten omdat die immers overal in het lichaam zitten. Daarbij worden dan twee lichtdeeltjes gemaakt die in tegenovergestelde richtingen dwars door het lichaam naar buiten schieten. En die kun je zien met een fotocamera. Als je dus ongeveer tegelijkertijd twee lichtdeeltjes ziet die in tegengestelde richting uit het lichaam komen, dan weet je dat er op de lijn tussen de twee camera’s een positron en een elektron zijn samengesmolten .. en dat zich op die lijn dus de tumor bevond. Als je ook nog nauwkeurig de aankomsttijd van de flitsen meet dan weet je ook waar de tumor precies zit. Omdat er bij de injectie een groot aantal radioactieve atomen wordt gebruikt en de lichtdeeltjes steeds in een willekeurige richting uitgezonden worden dan kunnen we zo een driedimensionaal beeld van de tumor maken. Antimaterie in ziekenhuizen om tumoren op te sporen; wie had dat ooit gedacht! En sterker nog, ik heb vandaag ook verteld dat als je een tumor blijkt te hebben we daarna weer een deeltjesversnellers nodig hebben om de tumoren te bestralen en te vernietigen. Deeltjesfysica redt levens! Met alle elementaire deeltjes en de krachten die vertellen hoe ze bewegen en met elkaar communiceren hebben we het fundament van de natuur gevonden: het Standaard Model. Tegelijk zijn er nog grote open vragen. Een van de grootste tekortkomingen was dat deeltjes in de theorie geen massa konden hebben. En dat is jammer, want a) deeltjes hebben wel massa en b) als deeltjes geen massa hebben zullen ze niet samenklonteren tot sterren en planeten en waren wij er dus ook nooit geweest. Een mogelijke oplossing, bedacht door een jonge Britse theoretisch natuurkundige, was de start van een zoektocht die 50 jaar zou duren. Daarover meer in de volgende aflevering.See omnystudio.com/listener for privacy information.
    --------  
    21:29
  • Reis naar de kern | 2. De Atoomrevolutie
    Waar is alle materie uit opgebouwd, en welke wetten volgen die deeltjes om alles op aarde en de rest van het heelal vorm te geven? Wat is antimaterie, en wat heeft quantumtheorie daarmee te maken? In Reis naar de kern neemt Ivo van Vulpen, deeltjesonderzoeker bij CERN in Genève en verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, je mee langs al deze grote vragen. Je denkt misschien dat dat ver van je normale belevingswereld afstaat, maar al deze inzichten worden dagelijks gebruikt. Van de GPS op je telefoon, tot de scanners in ziekenhuizen.. Over Reis naar de Kern Na Terug naar de Oerknal met Govert Schilling en Baan door het Brein met Iris Sommer is het nu tijd voor een nieuw avontuur: Reis naar de kern. Een fascinerende duik in de wereld van de allerkleinste deeltjes, waar de allergrootste vragen worden beantwoord. In vijf afleveringen zoomen we in op de wereld van het atoom, de quantummechanica, antimaterie en de ontdekking van het Higgs Boson. Reis naar de Kern is een podcast van BNR. Tekst en presentatie: Ivo van Vulpen. Concept: Connor Clerx. Eindredactie: Annick van der Leeuw. Montage: Gijs Friesen en Connor Clerx. Sounddesign en mixage: Gijs Friesen. Over Ivo Ivo van Vulpen is als deeltjesfysicus werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam, het Nationaal Instituut voor subatomaire fysica (Nikhef) en hij doet onderzoek bij de deeltjesversneller (Large Hadron Collider) bij CERN in Genève. Hij is hoogleraar Wetenschapscommunicatie, in het bijzonder betreffende de natuurkunde, aan de Universiteit Leiden. In 2018 verscheen zijn eerste boek: De melodie van de natuur. Transcript aflevering Als je gaat vertellen over de zoektocht naar de bouwstenen van de natuur kunnen we het best starten bij het moment dat iedereen ziet als de start van de reis: het jaar 1912 als het ons voor het eerst lukt om een plaatje te maken van een atoom. Die stap levert een schat aan informatie op en maakt dat we in één klap ons beeld van hoe de natuur werkt compleet moeten herzien. We leren bijvoorbeeld dat alles op aarde uiteindelijk maar uit drie unieke bouwsteentjes bestaat. En we leren dat de logica die de natuur volgt op die piepklein schaal to-taal anders is dan die van onze wereld als mensen. We zien dingen die helemaal niet zouden moeten kunnen volgens alles wat we tot dan toe dachten. Deeltjes blijken op meerdere plekken tegelijk te kunnen zijn en we ontdekken verborgen eigenschappen en nieuwe krachten. Kortom, het hele bouwwerk moet op de schop. En hoewel de zoektocht naar de logica en fundamenten achter deze nieuwe realiteit tot op de dag van vandaag voortduurt geef ik in deze aflevering ook een paar voorbeelden van hoe de inzichten al een toepassing hebben gevonden: niet alleen in de werking van een computerchip of de quantumcomputer, … maar diep in het atoom vonden we ook een manier om onszelf als mensheid te vernietigen. Het onderwerp van deze aflevering is de atoomrevolutie. Maar laten we starten waar we nu zijn: op straat, in de studio, in de auto of waar je deze podcast dan ook beluistert. Als je om je heen kijkt zie je dat de wereld is opgebouwd uit een groot aantal verschillende materialen: de stof van de stoel waarin je zit, de bakstenen van het gebouw waar je langsloopt of het keramiek van de beker waar je je koffie uit drinkt. Op school hebben we geleerd dat er zo’n kleine honderd elementaire bouwstenen zijn, de elementen, waarvan het kleinste ondeelbare brokje een atoom wordt genoemd. Er zijn in de natuur stoffen zoals zuurstof en ijzer die opgebouwd zijn uit één type atoom, in dit geval zuurstofatomen of ijzeratomen, maar er zijn ook veel stoffen waarvan de kleinste unieke bouwsteen een combinatie is van verschillende atomen. Zo’n bouwsteen noemen we een molecuul. Een bekend voorbeeld is bijvoorbeeld water (dat is een combinatie is van 2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom), maar ook suiker, alcohol en DNA zijn ingewikkelde combinaties van atomen van verschillende elementen. Als je wilt begrijpen waarom stoffen hun eigen unieke eigenschappen hebben is het cruciaal om hun bouwstenen te begrijpen. Maar dat gaat niet zomaar. De natuur geeft haar geheimen namelijk niet zomaar prijs. Atomen zijn meer dan een miljoen keer kleiner dan het kleinste voorwerp dat je met je oog kunt zien en het lijkt dan ook een onmogelijke opgave deze wereld te leren kennen. Dé grote truc om dingen zo klein als een atoom in kaart te brengen hebben we in de vorige podcast al kort besproken. In essentie komt het erop neer dat je iets kunt leren over een object door te bestuderen hoe andere deeltjes er vanaf ketsen. Dat is simpeler gezegd dan gedaan, maar in 1912 was het uiteindelijk Ernest Rutherford die het voor het eerst voor elkaar kreeg. Deze aflevering heeft best veel technische elementen, maar ik ga ze toch benoemen, omdat het een belangrijke stap is en de start van al het moderne deeltjesonderzoek. Ik hoop dat het me lukt je er veilig langs te loodsen. Daar gaan we. Die Ernest Rutherford vuurde deeltjes met grote snelheid af op een heel dun laagje goudatomen, iets dat je het best kunt voorstellen als een vel aluminiumfolie, maar dan van goud. En als ik grote snelheid zeg dan bedoel ik niet 200 of 300 km/uur, maar net iets minder dan een miljard kilometer per uur. Om te kijken waar al die afgeketste deeltjes terecht kwamen had hij een scherm gemaakt dat een lichtflits gaf als er een deeltje op viel. To-taal onverwacht bleek dat sommige deeltjes gewoon bijna recht terugkwamen. Na wat puzzelen bleek dat de enige manier om dat te verklaren was als er in een atoom een kei-harde pit zou zitten. En na alle metingen geanalyseerd kwam inderdaad het bekende beeld van een atoom naar voren zoals we dat op de middelbare school leren en het plaatje van een atoom dat Google of ChatGPT je geeft: Atomen bestaan uit een piepkleine zware atoomkern met een positieve lading Om de atoomkernen draaien lichte elektronen in vaste banen rondjes Elke elektronenbaan heeft een maximum aantal elektronen Omdat we dit beeld kennen klinkt het niet heel spectaculair, maar in die tijd was het revolutionair! Zo‘n atoom kon namelijk helemaal niet bestaan volgens de toen bekende natuurwetten. Het eerste probleem met dit beeld is dat volgens de theorie elektronen helemaal geen rondjes rond de kern mochten draaien. Dat klinkt gek, want de beweging van een deeltje dat om iets zwaars heen draait lijkt precies hetzelfde als de beweging van een planeet die om de zon draait. En dat begrijpen al een paar honderd jaren tot in groot detail dankzij de wetten van Newton. Maar er is wel een cruciaal verschil: een elektron is elektrisch geladen en de theorie van de elektromagnetische kracht zegt dat zulke deeltjes energie verliezen als ze om iets heen draaien. Een elektron in een atoom zou dus energie verliezen en binnen een fractie van een seconde op de kern storten. En zelfs als elektronen om de een of andere onverklaarbare reden al keurig rondjes draaien, waarom dan alleen op bepaalde afstanden? Daar is geen en-ke-le reden voor. Het model van een atoom dat uit de experimenten tevoorschijn kwam, kon volgens de theorie dus helemaal niet bestaan. In zo’n situatie waarin theorie en experiment met elkaar in tegenspraak zijn, delft de theorie meestal het onderspit. Ook in het geval van de elektronen, die vrolijk hun rondjes draaiden. Het was duidelijk dat we iets over het hoofd zagen. Maar wat dan? In de zoektocht naar een verklaringen voor het atoomprobleem zou uiteindelijk de Deense natuurkundige Niels Bohr de impasse doorbreken met een net zo vreemd als briljant idee. Hij stelde voor, - en let op, dit is volledig uit de lucht gegrepen - dat voor elektronen alleen een combinatie van de snelheid en hun afstand tot de atoomkern toegestaan was. Namelijk alleen als het pre-cies een veelvoud was van een klein brokje basis-energie: ℏ. We zeggen dan ook dat de combinatie van snelheid en afstand gequantiseerd is. En omdat snelheid en afstand gekoppeld zijn legt deze eis daardoor een snoeiharde restricties op aan de plek waar elektronen hun rondjes mogen draaien. Met die nieuwe regel kon Bohr ineens niet alleen de stabiele banen verklaren, op precies dezelfde plek als we in het experiment zagen, maar ook nog eens met de juiste energie. Super! Opgelost dus, al wist niemand waarom die quantisatie er was. In de jaren erna is er een veel complexer theoretisch bouwwerk ontstaan rond dit idee: de quantummechanica. Het klassieke beeld van een elektron als een bolletje dat rondjes draait om de kern is vervangen door een elektron als golf en een wolk van waarschijnlijkheden. Een van de vele bizarre gevolgen van de theorie is dat deeltjes op meerdere plekken tegelijk kunnen zijn. Dat klinkt als waanzin en kan haast niet waar zijn. Maar het bleek te kloppen, net als bij alle andere experimenten die de bizarre voorspellingen van de quantumtheorie gingen controleren. De theorie hield moeiteloos stand en is nu een van de belangrijkste pijlers waar de moderne natuurkunde op rust. Een van de vragen die de quantummechanica niet beantwoordde was de vraag waarom er een maximum aantal elektronen is per baan. Kortom, waarom zitten de eerste twee elektronen van een stof als Lithium gezellig bij elkaar in de eerste baan en zit dat derde elektron in zijn eentje een stuk verderop waar hij veel minder sterk vastgebonden zit aan de kern? Belangrijk om te weten, want dat losse derde elektron maakt dat Lithium (een metaal) zich chemisch volstrekt anders gedraagt dan Helium (een gas). Ook hier werd weer een merkwaardige oplossing gevonden door een andere wetenschapper, Pauli, die net als Bohr ook de volstrekt arbitraire eis oplegde dat geen twee elektronen in het atoom hetzelfde mogen zijn. Twee jonge Leidse promotiestudenten theoretische natuurkunde - Samuel Goudsmit en George Uhlenbeck verzonnen (of ontdekten, het is maar hoe je het wilt zien) precies 100 jaar geleden dat elektronen een verborgen eigenschap hadden. Elektronen kwamen in twee smaken en de analogie die daarbij vaak gebruikt wordt is het beeld dat elektronen kunnen draaien: en wel linksom óf rechtsom. Als je van veraf kijkt zie je het verschil helemaal niet tussen een linksom en rechtsom draaiende bal en pas als je het aanraakt voel je dat er toch een verschil is. Met dat nieuwe idee pasten er dus ineens wél twee elektronen in de eerste baan (een linksom-draaiend en een rechtsom-draaiend elektron zijn immers niet hetzelfde), maar die derde ‘mag’ er niet meer bij want ja, dan zou hij hetzelfde zijn als een van de andere elektronen die er al waren. En dat mag niet volgens de nieuwe eis … en dus moet hij wel een stuk verderop gaan zitten. Hebben we hier in de praktijk nou wat aan? Zeker! Absoluut! Het quantummechanisch gedrag van deeltjes is cruciaal om materiaaleigenschappen te begrijpen en dat is weer belangrijk voor de bouwstenen van een computerchip. En ik nodig je uit om een dag door te brengen zonder daar gebruik van te maken en daarna eens een schatting te maken hoe belangrijk dat is voor de Nederlandse economie. De eigenschap spin wordt ook gebruikt in MRI scans in ziekenhuizen. En die wonderlijke voorspellingen van de quantummechanica dat een deeltje twee verschillende eigenschappen tegelijk kan bezitten en dat het op een mysterieuze wijze verstrengeld kan zijn met een ander deeltje, vormt de basis van de quantumcomputer. Die quantumcomputer, als hij er eenmaal is, zal ons ongekende nieuwe mogelijkheden geven en het is dan ook niet vreemd dat er in veel landen stevig in geïnvesteerd wordt. Ook in Nederland. Kortom, ‘quantum is overal’ en gaat in de toekomst een nog veel enorm belangrijke rol spelen in onze maatschappij. Het is goed om te zien dat er collega’s zijn, zoals bijvoorbeeld Julia Cramer die bij de Universiteit Leiden onderzoek doen naar hoe we ook de maatschappij mee kunnen nemen in deze ontwikkelingen en professor Margriet van der Heijden die bij de Technische Universiteit Eindhoven werkt aan de dialoog met de samenleving over de natuurkunde in brede zin. Na het succes van Rutherford was het een kwestie van tijd voordat de techniek zou verbeteren en we ook de atoomkern zelf zouden kunnen bestuderen. Dat duurde even, maar begin jaren dertig ging het ineens heel erg snel. Zowel in het Verenigd Koninkrijk als in de Verenigde Staten lukte het om deeltjes genoeg energie mee te geven zodat ze de atoomkern konden raken. Een experimentele prestatie van wereldformaat die de onderzoekers de Nobelprijs opleverde en die bekend staat als ‘het splijten van het atoom’. Ik maak even wat reuzenstappen, maar toen het stof neerdaalde bleek de atoomkernen inderdaad piepklein te zijn en opgebouwd uit twee bouwstenen: positief geladen protonen en ongeveer evenveel neutrale neutronen, elk ongeveer 2000 keer zo zwaar waren als een elektron. Een atoom bestaat dus uit een aantal dicht opeengepakte protonen en neutronen in de kern en daaromheen op grote afstand wolken van elektronen om het atoom neutraal te houden. En omdat dit geldt voor alle atomen betekent dit dus dat alles op aarde, en sterker nog, ook alle sterren en andere planeten in het heelal, zijn opgebouwd uit maar drie bouwstenen. Als je Helium wilt maken heb je twee protonen, twee neutronen en twee elektronen nodig en als je goud wilt maken dan pak je ‘gewoon’ 79 protonen, 118 neutronen en 79 elektronen. Het heelal als een puzzel met maar drie verschillende stukjes: ongelooflijk! Maar, het zal eens niet, het leverde ook weer een hoofdpijndossier op. Hoe kan zo’n atoomkern namelijk überhaupt bestaan? Die positief geladen protonen zitten superdicht bij elkaar als als ze dezelfde lading hebben zouden ze elkaar heel hard af moeten stoten. En waarom blijven die neutrale neutronen eigenlijk bij elkaar zitten? De enige oplossing, weer een noodgreep, was om een nieuwe kracht te verzinnen. Een nieuwe natuurkracht die tegelijkertijd heel sterk moet zijn (namelijk sterker dan de elektromagnetische kracht), maar die buiten de atoomkern weer alle kracht verliest (omdat anders de hele wereld zou samenklonteren tot één grote atoomkern). Het werd snel duidelijk dat de energie waarmee neutronen en protonen elkaar aantrekken in de kern, de zogenaamde bindingsenergie, afhangt van het aantal protonen en neutronen. Er bleek on-voor-stel-baar veel energie opgeslagen te zijn in atoomkern en we ontdekten dat het energie op kan leveren als atoomkernen samensmelten of juist splitsen. Dit inzicht gaf ons niet alleen antwoord op de vraag hoe de zon aan zijn energie kwam, maar gaf ons als mensheid ook de mogelijkheid om onszelf te vernietigen met atoombommen. Om deze kernfusie en kernsplijting beter te begrijpen is het handig om, gek genoeg, een link te maken met het bedrijfsleven. We weten dat het voor grote bedrijven op een gegeven moment efficiënter wordt om op te splitsen in kleinere eenheden. De meerwaarde van het bij elkaar blijven weegt dan niet meer op tegen de flexibiliteit en energie die in kleinere eenheden te behalen is. Er is soms een klein zetje nodig om de splitsing in gang te zetten, maar de kosten en het juridisch gedoe betalen zich enorm snel terug. Voor kleine bedrijven geldt juist precies het tegenovergestelde. Want waar de winst voor grote bedrijven te vinden is in opsplitsen, is het voor kleine bedrijven juist verstandig om te fuseren. Natuurlijk moet er eerst geïnvesteerd worden in het proces, maar daarna levert het nieuwe energie en winst op. Gek genoeg blijken voor atoomkernen precies dezelfde wetmatigheden te gelden: het levert energie op als grote atomen splitsen (kernsplijting) en voor kleine atomen als ze fuseren (kernfusie). Eerst splijten: Alle protonen en neutronen bij elkaar houden in grote atoomkernen kost veel meer energie dan de situatie waarin je hetzelfde aantal verdeelt over twee kleinere atomen. Grote atoomkernen zoals Uranium splitsen dan ook maar al te graag, al is daar soms een klein duwtje voor nodig. Bij die splitsing komt energie vrij die in kerncentrales weer gebruikt wordt om water te verwarmen tot stoom … dat weer gebruikt wordt om met behulp van een turbine elektriciteit op te wekken. Bij sommige splijtende atoomkernen blijken neutronen vrij te komen die precies genoeg energie hebben om andere atomen ook het zetje geven om te splijten … waarbij natuurlijk weer neutronen vrijkomen etc. Het idee van een kettingreactie en toepassing in een bom ligt dan voor de hand en dat werd de start van een ongekende wapenwedloop die binnen een paar jaar de atoombom opleverde via het beroemde Manhattan-project. Fuseren: Bij kleine atoomkernen werkt het dus precies andersom. Daar levert het dus juist energie op door samen te smelten. Maar omdat de kernen elektrisch geladen zijn en elkaar afstoten als ze bij elkaar in de buurt komen gebeurt dat samensmelten alleen op plekken waar het erg warm is waardoor de atoomkernen enorm snel bewegen en elkaar dus wel kunnen raken (net zoals twee magneten wel op elkaar kunnen als je maar hard genoeg drukt). Een van die warme plekken is het centrum van onze zon waar het een paar miljoen graden is. Hoewel we al duizenden jaren weten dat de zon elke dag opkomt, wist tot de ontdekking van de atoomkern gek genoeg niemand waar de zon zijn energie vandaan haalde. En nee, zelfs Albert Einstein niet. De brandstof van de zon, waterstof, is ook hier op onze planeet ruim voorradig, dus het is niet gek dat mensen nadenken over kernfusie hier op aarde. Dat kan, maar blijkt een enorme technologische uitdaging te zijn i.v.m. de temperaturen van miljoenen graden die nodig is. Lastig dus, …. maar niet onmogelijk en natuurkunde-collega's vanuit de hele wereld werken samen in grote onderzoeksprojecten om het voor elkaar te krijgen. Ook Nederlanders! Sterker nog, we hebben een apart instituut in Nederland: DIFFER in Eindhoven. Ik kan me heel goed voorstellen dat het je nu een beetje duizelt na verhalen over de quantumcomputer en de kernkrachten. Hopelijk ben je er nog. Al die nieuwe inzichten hebben zowel de wetenschap als de maatschappij ingrijpend veranderd. En hoewel veel raadsels nu opgelost waren, levert deze nieuwe theorie ook weer nieuwe vragen op. Zijn die protonen en neutronen dan echt de kleinste bouwstenen van de natuur? En wat zit er nou achter die rare wetten van de quantummechanica? Een extra punt van zorg is dat de quantumtheorie niet in overeenstemming lijkt met die van de zwaartekracht. We missen dus iets. Maar er was meer vreemds. Veel meer. In het onderzoek naar straling uit de ruimte zagen we deeltjes die geen proton, geen neutron en geen elektron waren. Maar dat waren de enige deeltjes die er waren hadden we net geleerd. Wat is dat nou weer? In de decennia erna leerden we zelf deeltjes maken door protonen op elkaar te schieten in deeltjesversnellers en de ontdekkingen zouden elkaar enorm snel opvolgen, wat uiteindelijk leidde tot de beschrijving van de kleine deeltjes zoals we dat nu nog steeds hebben: het Standaard Model met drie families van elementaire deeltjes, nog kleiner dan de protonen en neutronen en drie quantumkrachten. Maar genoeg voor vandaag. Die ontwikkelingen bespreken we in de volgende aflevering.See omnystudio.com/listener for privacy information.
    --------  
    21:30
  • Reis naar de kern | 1. De fundamenten van de natuur
    Waar is alle materie uit opgebouwd, en welke wetten volgen die deeltjes om alles op aarde en de rest van het heelal vorm te geven? Wat is antimaterie, en wat heeft quantumtheorie daarmee te maken? In Reis naar de kern neemt Ivo van Vulpen, deeltjesonderzoeker bij CERN in Genève en verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, je mee langs al deze grote vragen. Je denkt misschien dat dat ver van je normale belevingswereld afstaat, maar al deze inzichten worden dagelijks gebruikt. Van de GPS op je telefoon, tot de scanners in ziekenhuizen.. Over Reis naar de Kern Na Terug naar de Oerknal met Govert Schilling en Baan door het Brein met Iris Sommer is het nu tijd voor een nieuw avontuur: Reis naar de kern. Een fascinerende duik in de wereld van de allerkleinste deeltjes, waar de allergrootste vragen worden beantwoord. In vijf afleveringen zoomen we in op de wereld van het atoom, de quantummechanica, antimaterie en de ontdekking van het Higgs Boson. Reis naar de Kern is een podcast van BNR. Tekst en presentatie: Ivo van Vulpen. Concept: Connor Clerx. Eindredactie: Annick van der Leeuw. Montage: Gijs Friesen en Connor Clerx. Sounddesign en mixage: Gijs Friesen. Over Ivo Ivo van Vulpen is als deeltjesfysicus werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam, het Nationaal Instituut voor subatomaire fysica (Nikhef) en hij doet onderzoek bij de deeltjesversneller (Large Hadron Collider) bij CERN in Genève. Hij is hoogleraar Wetenschapscommunicatie, in het bijzonder betreffende de natuurkunde, aan de Universiteit Leiden. In 2018 verscheen zijn eerste boek: De melodie van de natuur. Transcript aflevering Je kunt prima honderd jaar oud worden en onbevangen door het leven stappen zonder je ooit af te vragen hoe je eigenlijk elektriciteit maakt, waarom glas wel doorzichtig is en steen niet, hoe de zon aan haar energie komt of hoe het überhaupt mogelijk is dat er zoiets bestaat als een heelal. Maar als je die vraag eenmaal hebt gesteld en op zoek gaat naar het antwoord blijkt er bijna altijd een fascinerende wereld achter schuil te gaan. Al die kennis over hoe de natuur zich gedraagt hebben we als mensheid in de geschiedenis stukje bij beetje verzameld. Hoewel deze zoektocht wordt gedreven door pure nieuwsgierigheid, hebben de meeste nieuwe inzichten en de nieuwe technieken die ontwikkeld moesten worden om het antwoord te vinden ook steeds weer hun weg gevonden naar ons dagelijks leven. Sterker nog, ze vormen zonder dat veel mensen dat beseffen, de basis van onze moderne maatschappij: zonder relativiteitstheorie geen GPS, zonder quantummechania geen computerchip, zonder anti-materie geen PET scan om tumoren te localiseren … en zonder deeltjesversnellers geen manier om kwaadaardige tumoren te bestralen. Het zoeken naar antwoorden op deze grote ‘waarom-vragen’ is absoluut niet makkelijk. De natuur geeft haar geheimen namelijk niet zomaar prijs en het heeft generaties wetenschappers enorm veel bloed, zweet en tranen gekost om de natuur haar geheimen te ontfutselen. Dat doen we door haar gedrag in detail te bestuderen, patronen te herkennen en zo stap voor stap door te dringen tot de plek waar het antwoord verborgen ligt. Die onbedwingbare drang om steeds weer grenzen te verleggen is een menselijke eigenschap die we heel goed kennen uit de sport en van ontdekkingsreizigers uit een ver verleden. En hoewel het vaak de woorden ‘groter’, ‘hoger’ en ‘sneller’ zijn die we associëren met vooruitgang is er ook een groep wetenschappers die juist de uitdaging zoekt in precies het tegenovergestelde: ‘klein, kleiner, kleinst’. Het is een internationale groep wetenschappers, waar ik er ook een van ben, die in onderzoeksinstituten en laboratoria over de hele wereld op zoek zijn naar de elementaire bouwstenen van de natuur. Waar is alle materie toch uit opgebouwd? En welke wetten volgen die deeltjes om alles op aarde en de rest van het heelal vorm te geven? Deze fascinerende zoektocht naar de fundamenten van de natuur is het onderwerp van deze podcast. Ik ben Ivo van Vulpen, een Nederlandse deeltjesonderzoeker verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en het onderzoeksinstituut Nikhef. In de eerste vier afleveringen ben ik je gids op weg naar het randje van de kennis en vertel ik je hoe het ons in de afgelopen honderd jaar gelukt is om steeds weer een diepere laag bloot te leggen; in een wereld die letterlijk heel dichtbij is, maar die zo klein is dat we het niet met onze ogen kunnen zien. Ik vertel over de fascinerende ontdekkingen die we gedaan hebben. Ik ga bijvoorbeeld vertellen dat net zoals kinderen met een paar legoblokjes de meest fantastische bouwwerken kunnen maken, ook de natuur, met al haar complexiteit, van sterren en planeten, tot en met de microfoon waar ik nu in praat ook is opgebouwd uit maar een handjevol bouwstenen. In de vijfde en laatste aflevering vertel ik wat er nog te ontdekken is. En hoe we van plan zijn die antwoorden te vinden. Deze tak van de wetenschap staat ver af van het clichébeeld dat mensen vaak hebben van onderzoekers als wereldvreemde zonderlingen in een stoffig laboratorium. Het is een wereldwijde onderneming waarin wetenschappers uit bijna alle landen van de wereld samenwerken, samen moeten werken in grote experimentele onderzoekscentra zoals het Europees centrum voor deeltjesfysica, CERN in Genève. Zulke samenwerkingsverbanden zijn verre van triviaal. Natuurkundigen kunnen enorm eigenwijs zijn en om dan ook nog eens natuurkundigen uit verschillende landen met elkaar samen te laten werken is op het eerste gezicht een ideaal scenario voor problemen. En toch lukt het ons. Maar hoe dan? Uiteindelijk blijkt de sleutel te liggen in het feit dat we een gedeelde droom hebben. We delen die universele en on-be-dwing-bare nieuwsgierigheid, die honger naar antwoorden op de mysteries die we niet begrijpen. Vanuit Nederland doen veel universiteiten mee in dit avontuur en er is zelfs een nationaal instituut: het Nikhef, het Nationaal instituut voor subatomaire fysica in Amsterdam. Maar laten we niet langer om de materie heen draaien en de diepte in duiken. Om achter de natuurwetten te komen is er maar één mogelijkheid: je moet je de natuur ‘ondervragen’. De natuur praat natuurlijk niet letterlijk terug, maar je kunt wel dingen uitproberen en kijken wat er gebeurt. Kinderen doen dat automatisch. “Hoe reageren mijn ouders als ik heel hard ga gillen in een supermarkt en doet het echt pijn als ik mijn vinger in de vlam hou?”. Hoewel ik uit eigen ervaring kan vertellen dat ouders niet altijd hetzelfde reageren, werkt de natuur volgens ijzeren principes en altijd hetzelfde: de natuurwetten. Door patronen te ontdekken in gedrag dringen door tot de onderliggende mechanismes. En dat werkt net zo goed bij menselijk gedrag als bij de wereld van het allerkleinste. Grenzen verleggen is niet makkelijk en het is goed om voor we in de wereld van het allerkleinste duiken eerst te laten zien hoe ingewikkeld het is om patronen te vinden en welke interessante gevolgen het kan hebben als het je lukt om een onderliggend mechanisme bloot te leggen. Eerst over het proces van patronen herkennen. Stel je nou eens voor dat je een buitenaards wezen bent dat naar onze planeet komt en dat je gevraagd wordt om de spelregels van het spel voetbal te achterhalen. Er is wel een eis die je taak extra lastig maakt: je mag zoveel wedstrijden bekijken als je wilt, maar je mag niemand iets vragen. Je komt er dan vast vrij snel achter dat het spel zich afspeelt binnen de witte lijnen van een rechthoek, dat er twee teams zijn van 11 spelers, dat er na 45 min gewisseld wordt van speelhelft en dat het doel is om zoveel mogelijk doelpunten te maken. Maar waarom heeft één speler een andere kleur dan zijn teamgenoten en mag hij de bal wél in zijn handen pakken? En hoe kom je erachter wie die twee mensen zijn die langs de lijn met een vlag heen en weer rennen en zul je ooit de regels van buitenspel ontdekken? Dat kán wel, maar is niet gemakkelijk. Precies zo werkt het ook met het ondervragen en bekijken van de natuur. Niemand zegt hierbij trouwens dat de spelregels logisch moeten zijn. Sterker nog, de natuurwetten zijn niet logisch. Geen enkele. De quantummechanica en de relativiteitstheorie, die we later tegen zullen komen, zijn vreemd en bizar en daarmee in zekere zin analoog aan de buitenspelregel in het voetbal. Absurd, maar wel een realiteit. En als je die regel eenmaal geaccepteerd hebt is het daarna logisch wat je ziet gebeuren. Het zoeken naar en herkennen van patronen is niet alleen aan wetenschappers voorbehouden natuurlijk. Biologen en boeren weten bijvoorbeeld al heel lang dat eigenschappen van dieren en organismes worden doorgegeven aan nakomelingen. Een bekend voorbeeld is bijvoorbeeld het gegeven dat de oogkleur van een kind bepaald wordt door de oogkleur van de ouders. Deze kennis over het overerven van eigenschappen wordt ook in de landbouw gebruikt bij het veredelen van gewassen en selecteren van bepaalde eigenschappen zoals resistentie voor ziektes of aanpassen aan specifieke omstandigheden als droogte of zout. We zien dus dat de natuur op een bepaalde manier werkt, maar niet hoe het werkt. Ergens in elk mens is dus blijkbaar informatie over de oogkleur opgeslagen, maar waar dan? Uiteindelijk is het pas in de jaren zestig van de vorige eeuw gelukt die vraag te beantwoorden toen wetenschappers Crick, Watson en Franklin (die laatste wordt helaas vaak, al dan niet per ongeluk, vergeten in de rij van ontdekkers) erin slaagden de dubbele helixstructuur van het menselijk DNA te ontdekken. Daar bleek alle genetische informatie opgeslagen te zijn en bracht ons naar het hoe en waarom. Die genetische informatie blijkt opgeschreven in een taal die maar uit vier bouwstenen bestaat, de nucleotides C, T, G en A. Een taal met maar vier letters dus! Ongelooflijk, als je bedenkt dat we in onze eigen taal 26 letters hebben als bouwstenen van woorden. Als mensheid zijn we druk bezig die taal van het DNA te verkennen. We leren zo niet alleen waar informatie verborgen over de oogkleur, maar ook over aanleg voor specifieke ziektes, en kunnen dat hopelijk ook weer gebruiken om die te voorspellen en te voorkomen. Deze succesverhalen zijn mooi, maar het is goed om te beseffen dat de wetenschap vaak een verhaal is van enorm veel frustratie, van verkeerde paden inslaan en hopeloos verdwalen. Maar af en toe lukt het om ineens een stap te maken. Door een briljant inzicht van een individuele wetenschapper die ineens op een helder moment als eerste het patroon doorziet, of door een nieuwe techniek die een nieuwe wereld blootlegt. De ruimte voor wetenschappers om af en toe een zijpad in te slaan om een gek ideeën na te jagen is een cruciaal element van onderzoek doen. Als er nooit een vreemde snuiter was gaan experimenteren met elektriciteit hadden we nu nog steeds alleen maar kaarsen gehad in plaats van elektrische lampen. Hetzelfde geldt voor LED lampen natuurlijk, maar ook in de medische wereld zijn voorbeelden te vinden zoals de ontdekking van penicilline. In het dagelijks leven gebruiken we onze ogen, neus, oren, mond en handen om de wereld om ons heen waar te nemen. Ontzettend handig, maar hoe goed onze zintuigen ook zijn, ze zijn niet perfect. We weten bijvoorbeeld dat er toonhoogtes zijn die ons oor niet kan opvangen maar die honden prima kunnen horen. Dat betekent dus dat er dus wel eens een fantastische wereld vol schitterende muziek en geluiden om ons heen zou kunnen zweven die voor ons verborgen blijft omdat ons lichaam simpelweg tekortschiet. Hetzelfde geldt voor licht. Ook daarvan weten we dat er kleuren zijn die wij als mens niet kunnen zien. Zo kunnen bijen ultraviolet licht zien die zorgt dat ze makkelijk bloemen kunnen vinden. Maar hoewel ons lichaam soms tekortschiet, zijn we als mensen wel enorm inventief. We hebben manieren gevonden om deze verborgen werelden hoorbaar en zichtbaar te maken er zo in rond te lopen. Dat geldt ook voor de wereld van het allerkleinste. Elke ontdekkingstocht staat of valt met de juiste uitrusting. Als je naar de Noordpool wilt heb je meer aan warme kleren en een slee met honden dan aan een pak van Hugo Boss en een BWM. En wil je naar Mars, dan heb je een raket nodig. En bij onze reis, het afdalen in de wereld die nog kleiner is dan het DNA, heb je een deeltjesversneller nodig. Al lang geleden ontdekten mensen dat je door een ingenieuze combinatie van lenzen objecten die ver weg waren ‘dichterbij’ kon halen: de telescoop. Toepassingen te over, van scheepsvaart, oorlog, en het bestuderen van wilde dieren tot de astronomie zoals bijvoorbeeld de ontdekking van de ringen van Saturnus door onze eigen Christiaan Huygens. Maar ook ‘de andere kant op kijken’ lukte: de microscoop. We kennen allemaal het beroemde voorbeeld van Antoni van Leeuwenhoek die de wereld van bacteriën ontdekte. En hoewel mensen in de eeuwen erna steeds betere lenzen leerden maken, weten we dat je met een microscoop nooit objecten zult kunnen bekijken die kleiner zijn dan ongeveer een miljoenste meter. Dat is een factor duizend kleiner dan een potloodstreep en zo klein dat we er ons niets meer bij voor kunnen voorstellen, maar de vraag was waarom een microscoop dan niet meer werkt? Als mens zien we dingen omdat licht afketst van voorwerpen en in onze ogen terechtkomt. Nou ketst licht alleen af van voorwerpen die groter zijn dan het licht zelf (dat is een natuurkunde-feitje dat u even van me aan moet nemen), en omdat het licht dat we met onze ogen kunnen registreren ongeveer een miljoenste meter is betekent dat die afmeting het kleinst is dat we kunnen zien. Een fundamentele horde dus, maar gelukkig betekent dat niet dat je bij de pakken neer moet gaan zitten. Het betekent alleen dat je met de technieken die je op dat moment hebt, niet vastloopt. Je moet dus iets slims bedenken. Iets nieuws. Net zoals je bij een ontdekkingstocht een boot nodig hebt als je bij een rivier komt of een ladder als je over een muur heen moet klimmen. En dat is gelukt. De truc is ‘om te kijken zonder je ogen te gebruiken’. Ook met je ogen dicht kun je nog prima het verschil voelen tussen een mes en een vork en in de wetenschap hebben we een soortgelijke methode ontwikkeld om objecten af te tasten. We gebruiken daarbij alleen niet onze vingers, maar gebruiken kleine knikkers (kleine deeltjes eigenlijk) die we op het voorwerp afschieten om vervolgens te kijken hoe deze knikkers afketsen. De manier waarop dat gebeurt vertelt ons namelijk iets over de vorm en eigenschappen van een voorwerp. Dat knikkers anders afketsen van een basketbal dan van een fiets zal duidelijk zijn, maar als je alleen de afgeketste knikkers zou mogen bekijken kunt je je voorstellen dat het heel lastig is om te achterhalen dat het een fiets was waar de knikkers vanaf zijn geketst in plaats van een bureaustoel. Laat staan dat we kunnen herkennen of het een oma-fiets of een racefiets was. Maar het kan wel. Lastig. HEEL lastig! Maar niet onmogelijk. En dat is precies wat we doen als deeltjesfysici. Die knikkers zijn daarmee de vingers waarmee we de wereld aftasten. Ik gebruik hier voor het gemak het beeld van knikkertjes omdat we dat allemaal herkennen, maar eigenlijk zijn het kleine deeltjes. Hoe kleiner die knikkertjes zijn, hoe kleiner de structuren waar ze van afketsen en hoe kleiner de details zijn die we kunnen waarnemen. Een van de gekke dingen die we ontdekt hebben is dat hoe harder een knikkertje of deeltje beweegt, hoe kleiner die wordt. En dat is dan ook de belangrijkste taak van een deeltjesversneller: kleine deeltjes maken. Het sterkste vergrootglas dat we hebben op de wereld is dan ook de grote deeltjesversneller in Genève, de Large Hadron Collider. Daarmee kunnen we structuren van een miljoenste van een miljoenste van een miljardste meter bekijken. Dat is weer zo’n getal waarvan het moeilijk is een idee te vormen, maar laat ik proberen je een idee te geven van hoe klein dat is. We kennen vast allemaal maanzaad dat soms op witte bolletjes zit en we hebben allemaal weleens een dag doorgebracht in een bloedhete auto op weg naar onze vakantiebestemming in Frankrijk. Stel nou eens dat je heel Frankrijk bedekt met maanzaad, dus van Lille tot de Pyreneeën en van Nice tot Quiberon. Eén zo’n maanzaadje ten opzichte van de oppervlakte van Frankrijk is dezelfde fractie als het kleinste brokstukje dat we kunnen bestuderen tot een meter. Waanzinnig! Naast de materie aftasten heeft een deeltjesversneller nog een tweede feature. Het blijkt namelijk dat je in een deeltjesversneller de energie van de botsende deeltjes kunt gebruiken om ook zelf nieuwe deeltjes te maken. Natuurlijk moeten we al die afgeketste kogeltjes en nieuwe deeltjes ook kunnen opvangen en dat doen we met behulp van deeltjesdetectoren. Dat zijn een soort grote fotocamera’s die ook, zo zullen we zien, in ziekenhuizen gebruikt worden. Daar ga ik in de volgende aflevering meer over vertellen. Overal op de wereld zijn internationale samenwerkingsverbanden op zoek naar antwoorden op de grote onbegrepen vragen uit de natuur. Dat doen ze niet alleen met behulp van de deeltjesversneller op CERN in Genève, maar ik heb ook collega’s die met behulp van een vat vloeibaar gas (Xenon voor de liefhebbers) onder een berg in Italië op zoek zijn naar donkere materie en weer andere collega’s die een fototoestel zo groot als een kubieke kilometer aan het bouwen zijn op de bodem van de Middellandse Zee om te zoeken naar zogenaamde neutrino’s die vanuit het heelal komen en dwars door de aarde vliegen. Bij veel van die onderzoeken spelen Nederlandse onderzoekers een belangrijke rol. Onderdeel van die groep nieuwsgierige natuurkundigen die af en toe ineens linksaf slaan terwijl iedereen rechtdoor loopt. Dromers en avonturiers. Ik ga je in de komende afleveringen meenemen op onze ontdekkingstocht. In de volgende aflevering leren we de wereld van het atoom kennen via de quantummechanica, de atoomkrachten en het besef dat alles op aarde maar uit drie stukjes blijkt te zijn opgebouwd. In de afleveringen daarna hebben we het over het beroemde Standaard Model, exotische zaken als anti-materie en kernkrachten en het dagelijks leven op CERN. En natuurlijk komt ook de ontdekking van het Higgs boson voorbij, een ontdekking die een paar jaar geleden de Nobelprijs heeft gekregen en waar ik en mijn collega’s enorm trots op zijn. En als ik mijn werk een beetje goed doe, dan vind jij het aan het eind van aflevering vier ook volkomen terecht. Zoals beloofd probeer ik ook om bij elke nieuwe stap verder de diepte in (de stap naar nog kleinere structuren van de materie) te laten zien op welke manier de kennis weer in ons dagelijks leven terugkomt. En we sluiten de serie af met de grote open vragen, de mysteries, de vragen waar nog geen antwoord op is. De mysteries waar we als natuurkundigen van wakker liggen. En waar een antwoord op moet zijn. Maar waar dan? De natuurkunde is niet klaar. Kortom: avontuur!See omnystudio.com/listener for privacy information.
    --------  
    19:48
  • TRAILER | In de Diepte seizoen 3: Reis naar de kern
    In de Diepte is terug! Vanaf volgende week hoor je de eerste twee afleveringen van het derde seizoen. Na Terug naar de Oerknal met Govert Schilling en Baan door het Brein met Iris Sommer is het nu tijd voor een nieuw avontuur: Reis naar de kern. Een fascinerende duik in de wereld van de allerkleinste deeltjes, waar de allergrootste vragen worden beantwoord. Waar is alle materie uit opgebouwd, en welke wetten volgen die deeltjes om alles op aarde en de rest van het heelal vorm te geven? Wat is antimaterie, en wat heeft quantumtheorie daarmee te maken? Je denkt misschien dat dat ver van je normale belevingswereld afstaat, maar al deze inzichten worden dagelijks gebruikt. Van de GPS op je telefoon, tot de scanners in ziekenhuizen. Reis naar de kern wordt gepresenteerd door Ivo van Vulpen, deeltjesonderzoeker bij CERN in Genève en verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. In vijf afleveringen zoomen we in op de wereld van het atoom, de quantummechanica, antimaterie en de ontdekking van het Higgs Boson. Abonneer je op Reis naar de kern via Spotify of Apple Podcasts en mis geen aflevering. Wil je alles in één keer luisteren? Je vindt de hele serie vanaf 10 juli in de BNR-app. See omnystudio.com/listener for privacy information.
    --------  
    1:22

Meer Nieuws podcasts

Over In de Diepte: Reis naar de kern

In de Diepte is terug! Na Terug naar de Oerknal met Govert Schilling en Baan door het Brein met Iris Sommer is het nu tijd voor een nieuw avontuur: Reis naar de kern. Een fascinerende duik in de wereld van de allerkleinste deeltjes, waar de allergrootste vragen worden beantwoord. Waar is alle materie uit opgebouwd, en welke wetten volgen die deeltjes om alles op aarde en de rest van het heelal vorm te geven? Wat is antimaterie, en wat heeft quantumtheorie daarmee te maken? Je denkt misschien dat dat ver van je normale belevingswereld afstaat, maar al deze inzichten worden dagelijks gebruikt. Van de GPS op je telefoon, tot de scanners in ziekenhuizen. Reis naar de kern wordt gepresenteerd door Ivo van Vulpen, deeltjesonderzoeker bij CERN in Genève en verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. In vijf afleveringen zoomen we in op de wereld van het atoom, de quantummechanica, antimaterie en de ontdekking van het Higgs Boson. Abonneer je op Reis naar de kern via Spotify of Apple Podcasts en mis geen aflevering. Wil je alles in één keer luisteren? Je vindt de hele serie vanaf 10 juli in de BNR-app.
Podcast website

Luister naar In de Diepte: Reis naar de kern, Maarten van Rossem en Tom Jessen en vele andere podcasts van over de hele wereld met de radio.net-app

Ontvang de gratis radio.net app

  • Zenders en podcasts om te bookmarken
  • Streamen via Wi-Fi of Bluetooth
  • Ondersteunt Carplay & Android Auto
  • Veel andere app-functies

In de Diepte: Reis naar de kern: Podcasts in familie

  • Podcast De Legende van Satoshi Nakamoto | BNR
    De Legende van Satoshi Nakamoto | BNR
    Technologie
Social
v7.21.2 | © 2007-2025 radio.de GmbH
Generated: 7/25/2025 - 6:52:38 PM