Powered by RND
PodcastsMenno en Erwin about Nature and Science
Luister naar Menno en Erwin about Nature and Science in de app
Luister naar Menno en Erwin about Nature and Science in de app
(2.067)(250 021)
Favorieten opslaan
Wekker
Slaaptimer

Menno en Erwin about Nature and Science

Podcast Menno en Erwin about Nature and Science
Natuur en Wetenschap door: Prof. Menno Gerkema en Erwin Balkema
"Menno en Erwin Natuur en Wetenschap" verkent de fascinerende samensmelting van natuur en technologie. Prof. Menno Gerkema deelt zijn diepgaande kennis, terwij...

Beschikbare afleveringen

5 van 164
  • #164 Het geluksgevoel en de biologie
    Wat is geluk? In sommige talen zijn er wel tien woorden voor. Dat duidt al op problemen. Laten we het simpel proberen te houden, we hebben het hier niet over geluk hebben maar over gelukkig zijn. Maar dan nog. Gehuwde mensen zijn 30% gelukkiger dan ongehuwden, blijkt uit vragenlijst onderzoek. Wat betekent dat? En waar komt dat door? Heeft dat iets met biologie van doen? Een heleboel als je de media mag geloven. Er wordt graag gesproken over de vier gelukhormonen. Endorfines, een soort inwendige morfines die tegen pijn helpen. Oxitocines, die bijvoorbeeld na de bevalling door een geluksgevoel alle doorstane leed doet vergeten bij ouders (en grootouders!). Serotonine, die zorgt dat de ergste depressieve gevoelens verdwijnen en dopamine die voor de kick zorgt na een geleverde prestatie of een gevoel van verzadigdheid (bij ons, maar ook bij de eencellige amoebe). Over deze stoffen, waar zelfs verslavende kanten aan kunnen zitten, valt zo nog wel wat meer te vertellen. Vast staat dat zo’n 40% van onze gelukbeleving terug te voeren is op erfelijke eigenschappen. Dat blijkt uit tweelingonderzoek van de Amsterdamse hoogleraar Meike Bartels. Toch zal zij de eerste zijn om aan te geven dat het geluk effect van onze genen en geluksgevoel in het algemeen voor een fors deel bepaald wordt door de omgeving. Om maar wat te noemen, wie is het gelukkigst, degene met de gouden, de zilveren of de bronzen plak? De zilveren medaille komt niet op de tweede plaats. Het inkomen in de Verenigde Staten verdrievoudigde, de gelukbeleving bleef gelijk. Het gelukgevoel van patiënten met een dwarslaesie was gedaald tot nul vergeleken met dat van een groep lottowinnaars. Maar een jaar later waren beide groepen even gelukkig. Kortom, geluk is relatief en houdt vaak niet aan, tevredenheid is voor sommigen een prima opvolger. Er blijken wel veel individuele zaken samen te hangen met geluk, zoals gezondheid, sociale status en populariteit, opleiding en carrière. Maar ook goede relaties, een stimulerend netwerk en tevredenheid met je omgeving. Maatschappelijke erkenning en geen existentiële financiële zorgen, al die factoren zijn heel bepalend. Dat ligt misschien ook wel ten grondslag aan het toch wel opmerkelijke gegeven dat Nederland zich al langer in de top vijf van gelukkigste landen op aarde bevindt (voorafgegaan door de Scandinavische landen en IJsland).De ervaring van geluk verschilt heel erg van persoon tot persoon. En vaak zal dat een samenspel zijn van erfelijke eigenschappen en omgeving. Wie slimme en hoog opgeleide ouders heeft een grotere kans op een optimale opvoeding. Met een sterk en gezond lichaam is het makkelijker goed te zorgen voor je gezondheid. We weten ook de omgeving veel invloed kan hebben niet zo zeer op onze erfelijke eigenschappen (die vastliggen in ons DNA) maar wel op de aflezing daarvan. Dat gebeurt doordat bepaalde chemische verbindingen (methylgroepen) zich gaan vastzetten op ons DNA. De gevoeligheid voor prikkels in de omgeving, en daarmee de vertaling naar de “gelukhormonen” kan ook heel verschillend uitpakken. Voor de een is de parfumwinkel het paradijs, voor de ander de hel op aarde. Pijngevoeligheid verschilt, het plezier aan eten en seks, de ervaring van zonlicht, kou en warmte, kortom alle zaken die de aanmaak van gelukhormonen beïnvloeden kunnen verschillen door de combinatie van onze ervaring en onze erfelijkheid. Er is dan ook geen universele geluktherapie. Beweging, huisdieren, aardig doen en zijn voor je medemens, voldoende sociale kontakten, dagelijkse je zegeningen tellen en af en toe wat uitdaging, dat lijken in elk geval goede ingrediënten.Tot de volgende wandeling door de natuur!:Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & ErwinVond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!🎁 Bestellen? stuur een email:Message Erwin Balkemaen het dagboek komt in november naar je toe!🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
    --------  
    18:58
  • #163 April: de maand waarin de natuur losbarst.✨
    In de tweede maand van de lente lijkt het planten- en dierenleven pas goed op gang te komen. April is de maand dat meer dan de helft van al onze vogelsoorten aan het broeden slaat. Ten opzichte van de vorige maand verdubbelt het aantal bloeiende plantensoorten. Kortom, het wordt aanpoten voor de wandelaar om alles bij te houden. De herkomst van de naam april lijkt de opmars van het leven te bevestigen. De meeste stemmen gaan naar de verwantschap met het Latijnse woord voor openen: “aperire". Maar ja, het zou ook simpelweg de tweede maand (van de lente) of een verwijzing naar een bijnaam van de god Apollo kunnen zijn. Terwijl het weer in april zich vaak laat vangen door het aloude gezegde dat ie doet wat ie wil, is de toename van het aantal zonne-uren ontegenzeggelijk.Daar draagt de klimaatverandering nog aan bij. Gemiddeld schijnt de zon zo’n 10% meer dan een paar decennia terug, en komt nu vaak uit op meer dan 200 uur per maand. Tegenwoordig zijn er in april evenveel vorst- als warme dagen (>20 graden) maar de warme dagen nemen verder toe. De gemiddelde temperatuur van zo’n 10 graden is inmiddels alweer goed twee graden gestegen. De hoeveelheden regen kunnen nogal verschillen van jaar tot jaar, een gemiddelde van 40 mm viel in 2024 twee keer zo hoog uit. Het hangt er natuurlijk van af waar je woont, maar voor velen zal april de maand zijn van de bermen met fluitenkruid en paardenbloem. Thijsse noemde fluitenkruid ook wel nachtegaalkruid, omdat in zijn omgeving de frêle witte bloemen begeleid werden door misschien wel het welluidendste vogelgezang van ons land. Weiden en bermen worden aardig gekleurd, boterbloemen, dagkoekoeksbloem, hondsdraf en pinksterbloem, Daslook onder de bomen, blauwe dovenetel langs de akkerrand en langs de waterkant de gewone dotterbloem, om maar wat te noemen. Veel bomen krijgen kleur door hun bloeiwijzen, knoppen en zich ontvouwende bladeren. Berken en elzen, vogelkers en lijsterbes, essen en iepen, populieren en platanen, wilgen en lindes, het kan niet op. Een paar markante soorten ontbreken. Wintereik en beuk hebben nog hun oude blad. En bij de zomereik is het spannend, of er al wat wat van bloeiwijzen en jonge bladeren te zien is aan het eind van de maand. Dat is van groot belang voor hongerige rupsjes, vooral van de wintervlinder. En dat is weer van levensbelang voor mezen en andere vogels die hun jongen moeten voeren.Tot de volgende wandeling door de natuur!: Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!🎁 Bestellen? stuur een email: en het dagboek komt in november naar je toe!🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
    --------  
    21:41
  • #162 Au!✨
    Aflevering: Au!Pijn gaat van au. Het doet zeer, en tegelijk is het goed dat het er is. Dat klinkt niet bemoedigend voor wie pijn lijdt, zeker niet als het om chronische pijn gaat. Maar evolutionair is de functie van pijn wel duidelijk, het is een signaal om zich acuut aan een gevaarlijke situatie te onttrekken en die in de toekomst te vermijden. Vaak gaat het dan om acute pijn veroorzaakt door verwondingen, stoten, snijwonden, zuurstofgebrek, kou, hitte, straling. Die vormen van pijn worden waargenomen door nocireceptoren, pijnvoelers in zenuwuiteinden van de huid en bijvoorbeeld bot- en buikvliezen (nocere is latijn voor beschadigen). Dieren en mensen die erfelijk voor deze nociceptieve pijn niet of nauwelijks gevoelig zijn hebben vaak een lagere levensverwachting. Andere soorten van pijn, als tintelingen of een brandend gevoel, komen voort uit zenuwbeschadigingen (neuropathieën) of zijn het gevolg van aandoeningen van organen, spieren en botten, bijvoorbeeld bij diabetes of kanker. Vaak zijn die vormen van pijn lastiger te bestrijden en ze kunnen een chronisch karakter hebben, dat wil zeggen dat ze drie maanden of langer duren. Pijn is een belangrijke oorzaak voor en bezoek aan artsen en ziekenhuizen. Vooral voor nociceptieve pijn zijn werkingsmechanismen opgehelderd en is een systeem van pijnbestrijding ontstaan met medicamenten die al dan niet bij toeval zijn gevonden. Als een pijnprikkel wordt waargenomen wordt die heel snel doorgegeven in de vorm van elektrische stroompjes (actiepotentialen) door kleine goed geïsoleerde (gemyeliniseerde) zenuwbanen, via het ruggenmerg naar de hersenen (thalamus en sensorische schors). Er volgt een snelle terugkoppeling naar het lichaam, waarover zo meer, en als de pijn aanhoudt wordt dat doorgegeven door nocireceptoren in andere, niet geïsoleerde zenuwen. Bij het proces komen ook hormonen vrij, de prostaglandines. Het hele proces leidt tot pijngewaarwording in de hersenen, en samenhangend met eerder ervaringen en emoties tot pijnbeleving. Dat wordt gevolgd door pijngedrag, het tegengaan van de directe oorzaak van pijn en/of het inroepen van hulp en pijnmedicatie. Als lichtste middel wordt paracetamol gegeven of genomen. Men weet trouwens nog steeds niet wat het werkingsmechanisme daarvan is. Wel is duidelijk geworden dat veelvuldig gebruik tot orgaanschade leidt, en een grote studie uit 2025 in Brain and Behavior bevestigt dat paracetamolgebruik tot geheugenverlies en tragere hersenwerking leidt. Eerder onderzoek suggereerde al een verband met Alzheimer. Daarbij vergeleken snijden ibuprofen en diclofenac beter af, zij grijpen aan op prostaglandines maar tasten daarmee wel het maagslijmvlies aan. In de pijnbestrijdingscascade komen dan lokale verdoving, opioïden , morfine, en het nog veel sterker werkende fentanyl aan de orde. Bij hevige acute pijn begint men vaak met sterke middelen om dan af te schalen, bij chronische pijn kiest men de omgekeerde weg. De psychologische kant van pijn is een ingewikkelde. Er is aangetoond dat geestelijke pijn, zoals bij een ernstig verlies ,tot pijnmechanismen leidt die niet van lichamelijke pijn zijn te onderscheiden. Er zijn grote individuele verschillen in pijnbeleving. Dat hangt mogelijk samen met de grote verschillen waarmee mensen reageren op narcose, het medicinaal onderdrukken van het bewustzijn, ook qua nawerking. Ervaring met pijn speelt een grote rol in hoe pijn beleefd wordt, maar ook de omgang met angst voor (komende) pijn. Soms lukt het om pijn te verminderen door aanvaarding, er letterlijk naar toe te ademen. Placebo-behandeling kan een grote rol spelen bij vermindering van pijngevoel, net zoals associatie met een neutrale of aangename ervaring in pijntherapie. Feit blijft dat veel pijnervaringen bij mens en dier functioneel kunnen zijn. Heel anders dan men tot niet zo lang geleden gedacht is het besef gegroeid dat dieren pijn kunnen ervaren. Vaak met aantoonbaar dezelfde mechanismen, zelfde pijnreacties en gedrag. Dat geldt voor zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen, naar ook voor ongewervelde dieren als inktvissen, regenwormen en insecten.Tot de volgende wandeling door de natuur!: Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!🎁 Bestellen? stuur een email: en het dagboek komt in november naar je toe!🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
    --------  
    22:13
  • #161 Twee neven Beijerinck: bijzondere biologen✨
    Aflevering: Twee neven Beijerinck: bijzondere biologen Er zijn nogal wat vernoemde wetenschapsprijzen in Nederland. Meestal dragen die de naam van een illustere wetenschapper. Die prijzen zijn tegenwoordig steeds belangrijker voor onderzoekers, zowel voor de bevordering van hun carrière als voor de financiële ondersteuning van het onderzoek. Want onderzoeksgelden worden steeds schaarser. Twee van die prijzen dragen de naam Beijerinck, en dat is opmerkelijk omdat ze over nogal verschillende biologische onderzoeksgebieden gaan. Hoe kan dat? De één is een prijs voor virologie, het onderzoek naar virussen, de ander een prijs voor ecologisch veldonderzoek. Het blijkt om twee verschillende Beijerinck’s te gaan, beiden pionieren in hun vakgebied. Martinus Willem (1851-1931) was een Delftse viroloog, en zijn neef Willem (1891-1960) heeft baanbrekend onderzoek gedaan naar de ecologie van vennen en heidelandschappen in Drenthe. Twee grillige carrières, beiden succesvol Luister ook onze aflevering over virussen:. Martinus Willem volgde een opleiding op de Hogere Burgerschool. In de 19 e eeuw kreeg hij daarmee geen toegang tot de natuurwetenschappelijke vakken op universiteiten. Wel kon hij terecht op de Polytechnische School in Delft. Daar werd hij, begeleid door de latere Nobelprijswinnaar van ’t Hoff, chemisch technoloog. Zijn grote liefde was echter de plantkunde. Hij diende een verzoekschrift bij de minister van Binnenlandse Zaken, verkreeg vrijstelling van het toelatingsexamen voor de universiteit en kon toen biologie in Leiden gaan studeren. Nog tijdens zijn studie gaf hij les op scholen in Warffum, Utrecht en Wageningen. In 1877 promoveerde hij in Leiden op een onderzoek aan plantengallen, dat zijn woekeringen veroorzaakt door insecten of schimmels. Zijn onderzoek, niet alleen in de plantkunde maar ook in de microbiologie, liep zo goed dat hij in 1884 tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) werd gekozen. Des te opmerkelijker was zijn overstap een jaar later naar een baan bij de Koninklijke Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek in Delft, waar voor hem een bacteriologisch laboratorium werd gesticht. In dat bedrijf vond hij bacteriën die in wortelknolletjes van peulvruchten stikstof kunnen vastleggen en in 1894 ontdekte hij op zuidvruchten een nieuwe splijtgist. Het jaar daarop werd voor hem door de regering een speciale hoogleraarspositie in biologie en bacteriologie aan de Delftse Polytechnische School ingesteld. Die positie zou hij tot zijn 70 e levensjaar blijven innemen. Hij ontdekte dat een sulfaat-reducerende bacterie de voornaamste veroorzaker van de stank van verontreinigde stadsgrachten was. Zijn werk over de verspreiding van micro-organismen inspireerde tot de in 1934 opgestelde Beijerinck-Baas Becking-hypothese: “Alles is overal, maar het milieu selecteert”;. Maar bovenal werd Martinus Willem Beijerinck bekend als grondlegger van de virologie. In 1898 vond hij door filtratie-experimenten dat de tabaksmozaïek-ziekte van tabaksplanten wordt veroorzaakt door iets dat kleiner is dan een bacterie en met een microscoop niet te zien is. Beijerinck noemde de ziekteverwekker een virus naar het Latijnse woord voor gif. En onderkende dat een virus een zich vermeerderende structuur was anders dan alle andere levende organismen. Hij was geen makkelijke persoon. Als docent was hij ongeliefd bij studenten maar hij had wel meerdere leerlingen die het ver schopten als hoogleraar microbiologie. Onder collega’s gold hij als eigenzinnig. Toen de beroemde Duitse microbioloog Robert Koch bij hem op bezoek wilde komen wees hij dat af, omdat hij meende toch niets van hem te kunnen leren. Beijerinck kreeg tijdens zijn leven veel nationale en internationale erkenningen en onderscheidingen. In 1965 stelde de KNAW een prijs voor virologieonderzoek in. In 1970 werd zelfs een maankrater naar hem genoemd. Dat zijn roem als virusonderzoeker niet groter was kwam mede omdat hij zich koppig beperkte tot virusonderzoek bij planten en zich nooit in de medische microbiologie mengde. Toch lijkt het zeker gerechtvaardigd hem de Nederlandse pendant van de beroemde Franse onderzoeker Louis Pasteur te noemen. Zijn neef Willem Beijerinck bezocht ook de HBS en kon daarmee terecht op de Landbouwhogeschool te Wageningen. Na zijn afstuderen werd hij assistent in de microbiologie te Delft bij zijn neef Martinus Willem maar besloot toch naar een boerderij in Wijster te gaan waar hij tijdens zijn studie stage had gelopen. Hij trouwde met de dochter van de boer en nam na het overlijden van zijn schoonvader het bedrijf over. Gedurende negen jaar werkte hij daar maar schreef in die tijd ook over veldonderzoek dat hij ondertussen deed in het tijdschrift De levende natuur. Vanaf 1926 wijdde hij zich geheel aan het onderzoek van 'de natuurschatten van Drenthe', vooral ook aan plankton in heiplassen. Hij richtte in 1927 een privé biologisch station op en promoveerde in hetzelfde jaar cum laude tot doctor in de landbouwkunde op het proefschrift Over verspreiding en periodiciteit van de zoetwaterwieren in Drentse heideplassen. Hij verrichtte opdrachtonderzoek voor landbouwinstanties maar redde het daar niet mee en moest in 1933 meewerken aan de oprichting van een stichting: Het Nederlands Biologisch Station in Wijster. Doel was onderzoek van de fauna en flora van het Nederlandse landschap. Ook die stichting kwam uiteindelijk in de problemen en werd in 1956 gered als Biologisch Station te Wijster van de Landbouwhogeschool te Wageningen. Tot zijn pensioen een jaar later leidde Beijerinck het station. Zijn inzet leidde vanaf zijn pioniersonderzoek naar de ecologie van plankton-organismen tot het behoud van typisch Drentse natuurgebieden als de Dwingelose heide en veel uniek veldwerk in een veelzijdig botanisch en zoölogisch station. Ook schreef hij een zadenatlas van alle Nederlandse wilde planten. Na de dood in 1960 droeg zijn vrouw hun bezittingen over aan de Koninklijke Akademie van Wetenschappen ten bate van een stichting voor de bevordering van ecologisch veldonderzoek. 🌼🍃Tot de volgende wandeling door de natuur!: . Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!🎁 Bestellen? stuur een email: en het dagboek komt in november naar je toe!🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
    --------  
    13:48
  • #160 🦉✨ “Hoop in de schemering: de ransuil laat zich weer horen!” 🌙✨
    Aflevering: En dan is daar een ransuilZonder hem gezien te hebben verraadt de Merlin bird id app dit weekend zijn aanwezigheid. Reden tot vreugde want het is al een tijd geleden dat de nachtelijke roep van de man en het antwoord van een vrouwtjes ransuil de aanwezigheid van een broedpaar in de buurt deed vermoeden. Het gaat niet zo goed met de ransuil in Nederland. Er zijn wel veel overwinteraars vanuit het noorden van Europa maar het aantal broedparen is in dertig jaar met 80 % afgenomen. Nog drieduizend broedparen is een optimistische schatting. En het zijn zulke onmogelijk imposante vogels, met hun felle oranje ogen en hun lange pluimen bovenop de kop die verraden hoe het er met hen voor staat. Die pluimen zijn geen oren. Op het afgeplatte gezicht hebben ze een imponerende gelig gezichtsmasker, opgebouwd uit stugge veertjes die het omgevingsgeluid versterken voor de vlak naast de ogen gelegen gehooropeningen. Ogen en oren zijn niet helemaal symmetrisch, en daardoor kunnen ze in het donker heel goed zien en horen en daarmee hun favoriete prooi, de veldmuis, opsporen. En natuurlijk kan de ransuil net als andere uilen zijn kop op een vrijwel onmogelijke manier draaien, ze hebben geen achteruitkijkspiegel nodig.uilen 2Ransuilen zijn middelgrote uilen, zo’n 30 centimeter hoog. Ze zijn een stuk slanker dan de twee keer zo talrijke bosuil (geen pluimen!). Qua ogen en pluimen lijkt de ransuil nog het meest op de oehoe. Maar natuurlijk niet qua formaat, want de oehoe is een van de grootste uilensoorten op aarde. De vrouwtjes oehoe wordt tot wel 75 cm groot. Met de oehoe gaat het weer een beetje bergopwaarts. Tot 1997 geheel uitgeroeid in Nederland zijn er sinds die tijd weer broedparen, en inmiddels zijn dat er meer dan honderd. Slechter gaat het met de velduil, die zijn in ons land teruggedrongen tot het Noorden en vooral nog op de Waddeneilanden te vinden. De twee andere uilensoorten in ons land, de kerkuil en de steenuil, hebben dankzij beschermende maatregelen als nestkasten inmiddels vrij stabiele populaties. De ransuil is aangewezen op steeds schaarser wordende nesten van kraaien, eksters, roofvogels, reigers en zelfs van eekhoorns. Daarom worden met enig succes kunstnesten in de vorm van manden geplaatst in hun ideale leefomgeving, het half open cultuurland: kleine bosjes met wat hogere bomen te midden van grasland met liefst veel veldmuizen. Ransuilen zijn net als alle andere uilensoorten op aarde gespecialiseerd op de jacht in de schemering en de nacht. Uilen en roofvogels zijn twee verschillende verhalen. Uilen zijn verwant met nachtzwaluwen, en hebben zich zo’n tachtig miljoen jaar geleden al afgesplitst van de voorouders van de roofvogels. Een fascinerend verschijnsel is het roesten, het gemeenschappelijk slapen, van uilen. Ook de ransuil kan men buiten de broedtijd in grotere aantallen overdag in een boom aantreffen. In groepen van soms tot wel honderd stuks verschuilen ze zich in het loof van een boom. In de winter zijn die roestplaatsen vaak in groen blijvende bomen zoals hulst en spar, of met klimop bedekte loofbomen. Die rust overdag is van vitaal belang. Waarom dat vaak in groepen gebeurt? Paarvorming is het obligate antwoord, maar het is zeker niet uitgesloten dat er andere nog onbekende redenen een rol spelen. Al met als fascineren uilen ons. Als intelligente begeleider van de godin Athene. Maar ook als voorspeller van onheil en de dood. Of als uilskuikens en dieren waarvan men de domheid in de uilenspiegel kan aflezen. Voor de ransuil kiezen we toch maar de eerste optie.Wanneer heb jij een ransuil gezien of gehoord? 🌼🍃Tot de volgende wandeling door de natuur!: . Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!🎁 Bestellen? stuur een email: en het dagboek komt in november naar je toe!🎙️ Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
    --------  
    18:20

Meer podcasts

Over Menno en Erwin about Nature and Science

"Menno en Erwin Natuur en Wetenschap" verkent de fascinerende samensmelting van natuur en technologie. Prof. Menno Gerkema deelt zijn diepgaande kennis, terwijl Erwin Balkema de meest prikkelende vragen stelt. Van de raadsels van AI en biologische klokken tot de schoonheid van onontdekte natuurgebieden, elke aflevering is een avontuur in wetenschap en natuur. Volg ons voor een reis door verbazingwekkende ontdekkingen en inzichten. Jouw pad naar de wonderen van de natuur en de vooruitgang van technologie begint hier. www.mennoenerwin.nl/ www.mennoenerwin.nl
Podcast website

Luister naar Menno en Erwin about Nature and Science, Toekomst voor Natuur en vele andere podcasts van over de hele wereld met de radio.net-app

Ontvang de gratis radio.net app

  • Zenders en podcasts om te bookmarken
  • Streamen via Wi-Fi of Bluetooth
  • Ondersteunt Carplay & Android Auto
  • Veel andere app-functies
Social
v7.14.0 | © 2007-2025 radio.de GmbH
Generated: 4/13/2025 - 10:54:14 PM