Een Mokums gedichie over Loes met der rashond en der vent die zegt: “die hond eruit of ik.” Twee keer raaien wie der oplazert....
--------
1:33
Wat is het meest zalig stroeve ritje? Met de tram door Mokum!
Tante Wie gaat graag met de tram, ze vindt het altijd een zalig ritje. Ze pakt de 2 of de 5 naar het Leidseplein en geniet van de geluiden en wat ze onderweg ziet.
--------
1:32
Mevrouw T van der Zanden, heeft last van knarsetanden. Ze heeft nu een bijtertje...
Een kostelijk gedichie over een alledaags stukkie ongemak: knarsetanden. Maar zo’n dingetje in je mond; “een bijtertje” dat is ook niet alles...
--------
2:05
De augurkiesman; een ode aan de Zuurjoden die vroeger ventten door de straten van Mokum
Zuurjood was geen scheldwoord hoor, het was een begrip. Zuurjoden verkochten augurken en uitjes en dat werd vroeger graag gegeten in Mokum. Het venten op de zondag was wel een probleem....luister hoe het Augurkiesman Karel verging...
--------
2:49
Een ode aan Bet van Beeren van cafe ‘t Mandje, de koningin van de Zeedijk.
Bet van Beeren was een heel bijzonder mens, ze had een grote bek maar een hartje van goud. In dit potkassie geeft tante Wie Bet een eerbetoon en ze besluit haar gedicht met de opmerking dat zo’n legendarische Amsterdammer toch eigenlijk een standbeeld verdient....