Ds. W.L. Tukker over gaven van de Geest: vrijheid (1)
‘Wij hebben voor ons liggen één van de moeilijkste teksten uit de bijbel, maar hopen niettemin deze moeilijke inhoud eenvoudig uit te leggen, zodat u daar hopelijk een zegen van zult meedragen. De bijbel heeft nu eenmaal zijn hoogten en zijn diepten en die zijn alle Gods Woord en die zijn ook alle voor u, voor jongeren en voor ouderen. — De Heere nu is de Geest. Dat kan betekenen, dat de Heilige Geest de Heere is, dat wil zeggen God is, de derde Persoon van de Godheid. Dat kan betekenen, dat de Heere Jezus de Geest bezit, zoals ook de Vader Hem bezit: de Geest is de Geest van de Vader en van de Zoon, gaat uit van de Vader en de Zoon. Dan kan het betekenen dat de Heere Jezus de Geest is, een geestelijk Persoon is. Jezus zegt: Gij zijt vleselijk, Ik ben geestelijk. — Dan kan het betekenen: dat de Heere Jezus de Geest verworven heeft en aan mensen de Heilige Geest geeft. Dat is natuurlijk alle vier waar: de kanttekeningen zeggen dat zo! De Heilige Geest is God, de derde Persoon in de Godheid. Hij heeft aan de schepping meegedaan, is aan de mens bij de schepping ingeblazen, meegegeven, door de zonde verloren, wordt door Christus verworven en nu ook aan de mensen, aan de uitverkorenen teruggegeven. Zodat de mens de Heilige Geest kan ontvangen. „Hebt u de Heilige Geest ontvangen, nadat u geloofd hebt? " Als de mens de Heilige Geest ontvangt, dan schrijft de Geest de geboden aan de binnenkant van ons hart, op de vlesen tafels van ons hart. Dan wordt hij ontdekt aan zijn zonden en dan gaat hij zich bekeren. Dan drijft de Heilige Geest hem naar Christus: Hij maakt Christus voor hem noodzakelijk, gepast en dierbaar. Jezus zegt:„De Heilige Geest, gekomen zijnde, zal Mij verheerlijken, Hij zal het uit het Mijne nemen en Hij zal het u verkondigen." Dat doet de Heilige Geest door de prediking. Hij werkt het geloof in hem, maakt hem tot een christen. En die mens gaat zich bekeren. — Zo is dan de vraag: „Hebt u de Heilige Geest ontvangen?" een zeer reële vraag. Door de Heilige Geest gelooft men, komt men tot Christus, komt men in Christus. Door de Heilige Geest bekeert men zich ook. En daar hebt u het eerste deel van onze tekst: „De Heere nu is de Geest, of de Heilige Geest is de Heere. En waar de Geest van de Heere is, daar is vrijheid." Daar wordt men een vrijgemaakt mens. Vrijgemaakt van de zonde. Men gaat in in de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen Gods. Wij vinden het heerlijk om in een vrij land te kunnen wonen: niet geknecht te worden door de macht van het despotisme, van een dictator, of van een systeem: van het communisme of van het boeddhisme of van het mohammedanisme. In een vrij land te mogen wonen en in een welvarend land: waar ieder goed zijn brood heeft en zijn eigen woning heeft. Maar een groter bezit is het om in het land van Koning Jezus te mogen leven: waar men leven mag in de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God: dat is een vrijheid naar het lichaam en naar de ziel. Waar God Uw Heere en Meester is, daar bent u in de ware vrijheid: daar bent u als in het Paradijs, in het Koninkrijk Gods, in Immanuëls land. Daar bent u bevrijd van de vloek van de wet, daar bent u ingegaan in Immanuëls land, het land van de eeuwige vrede, het land dat nooit een einde zal vinden, het land dat de hele aarde, dat zelfs hemel en aarde overspannen zal. De koning van dat land spreekt aan de ingang van dat land Zijn negen zaligsprekingen. Daar zal geen dood zijn, daar zal geen ziekte zijn, daar zal geen gevangenis zijn, daar zal geen justitie zijn, daar zal geen politie zijn. Omdat daar geen zonde, geen overtreding, meer zal zijn. Daar is vrijheid van de vloek van de wet. Daar zal werkelijk vrijheid van geweten zijn en dan niet van het kwaad geweten, maar van het goede geweten. Dat is het medeweten met God en met Zijn heilige en goede wetten. Daar is ook de vrijheid van de vrije toegang tot God. Men zal zeggen: Tot God gaan mag men altijd, zowel in Zijn huis — de kerkgang — als in het gebed — als eens in de hemel. Daar is wat van waar, maar toch: zo vanzelfsprekend is dat niet. God is een heilig God. Bidden is niet altijd toegestaan. Lezen wij niet in de bijbel, dat het gebed van de goddeloze de Heere een gruwel is? Zelfs een stank in Gods neusgaten. En wat de kerkgang betreft: liet de HEERE niet eens de tempel verwoesten? En zei de Heere Jezus niet opnieuw, dat niet één steen op de andere gelaten zou worden? Bidden is genade, genade, genade van de Geest en dat om Jezus' wil: om ‘s Heeren Geest. Dat alleen is het echte gebed, dat bij God gehoor ontvangt. En zo is het met de kerkgang: het is zo'n genade, als men naar de kerk mag gaan. En zo is het met de hemel: het is zo'n genade als men eenmaal binnen mag gaan. Het is een verschil voor eeuwig of men dan zal horen uit de mond van de Heere: „Gaat in, gij getrouwe dienstknecht", of „Gaat weg van Mij, want Ik heb u nooit gekend." Welnu, die vrijheid, voor het één, voor het ander, voor het derde door de Heilige Geest. Want waar die Geest is, in het hart in het leven, daar is vrijheid.’