Gerbert Bakx en Arne Vanhaecke over evolutie, bedoelingen, toeval en selectie, en over goed en kwaad
De evolutietheorie is zonder meer de meest fascinerende, de meest diepgravende en de meest omvattende theorie over het leven op aarde, inclusief de mens. De mens verschijnt er als het (voorlopig) laatste artefact van een proces dat ca 3,5 miljard jaar geleden is begonnen als een lange en moeizame opwaartse klim uit de oersoep. Het leven is inderdaad het wonderlijke verschijnsel dat orde creëert uit chaos en daardoor ingaat tegen de genadeloze, universele toename van entropie, zoals een boom altijd naar boven groeit, tegen de zwaartekracht in.
Zoals Einstein ons leerde het universum beter te begrijpen, leerde Darwin ons het leven beter te begrijpen. In zijn publicatie uit 1859 toonde hij aan hoe de
evolutie in staat is een prachtig en complex organisme te maken zonder voorafgaand plan of doel. Het leven en de evolutie is niet het werk van een Absolute Wijsheid, maar van een Absolute Onwetendheid. Of: hoe er sprake kan zijn van ontwerp zonder ontwerper, van deskundigheid zonder inzicht, en van een bedoeling zonder bedoeler.
De mens is een biologisch wezen en heel wat van zijn gedragingen hebben biologische wortels in een evolutionaire context. Zo is de mens ontstaan uit een natuur die allesbehalve vriendelijk en zachtaardig is, maar integendeel gekenmerkt is door gevaar, onrechtvaardigheid, leugens, bedrog, diefstal, misleiding, misbruik, dreiging, agressie, conflict en oorlog. De evolutie is bovendien alleen gericht op de overleving van het genetische patrimonium van de soort, niet op het vinden van de waarheid of het geluk van het individu. Integendeel: wie gelukkig zou zijn, riskeert onoplettend te worden en zou een gemakkelijke prooi voor roofdieren of vijanden zijn.
Wat kunnen we uit dit alles leren over de dynamiek van ons gedrag? In hoeverre bepaalt de evolutionaire logica ook nu nog onze emoties, ons denken, ons gedrag, onze zeden en gewoonten en onze wetgeving? De sporen van dat lange verleden zijn immers nog steeds terug te vinden in ons lichaam, in onze emotionele strategieën en in onze denkpatronen. De mens moet zich dan ook handhaven en staande houden tegen een regressieve, archaïsche, evolutionair bepaalde intuïtieve en emotionele zwaartekracht in, die oorzaak is van dystopische tendensen en verschijnselen als individueel en maatschappelijk onwelzijn.
Binnen de context van dat evolutionaire verleden kan de mens proberen een individueel verhaal te schrijven dat mogelijk tot welzijn of zelfs geluk van het individu zou kunnen leiden, maar vaak ook tot teleurstelling en lijden, waarbij niet over het hoofd mag worden gezien dat men niet alleen door het leven geselecteerd moet worden, maar ook door een seksuele partner om zich te kunnen voortplanten. Gelukkig beschikt de mens - in tegenstelling tot andere dieren - over een bewustzijn, waardoor hij een grote mate van zelfsturing en een ongehoorde vrijheid kan verwerven, inclusief de vrijheid en de intelligentie om zichzelf en de planeet te vernietigen.
Daardoor rust op de mens ook een buitengewoon grote verantwoordelijkheid, waarvan vele mensen zich niet voldoende bewust zijn. Daarom is meer redelijkheid, moreel bewustzijn en levenskunst nodig.
Veel gedrag dat op het eerste gezicht moeilijk te begrijpen lijkt, wordt begrijpelijk(er) in het licht van de evolutionaire en biologische voorgeschiedenis. Zo kunnen de in ons onbewuste, automatische, emotionele brein opgeslagen overlevingsinstincten, evenals onze voortplantings- en paringsinstincten veel van de huidige menselijke gedragspatronen verklaren, niet alleen hebzucht en oorlog, maar ook bv. religie, complotdenken, pornografie en facebook.
Maar hoewel de mens onmiskenbaar in grote mate door de evolutie werd gecreëerd, kan hij door zijn unieke bewustzijn, zijn symbolische taal, zijn abstracte voorstellingsvermogen, zijn creativiteit en zijn opmerkelijke vrije wil, op dit evolutionaire fundament toch ook een belangrijk deel zelf creëren, met name de geestelijke wereld, de wereld van betekenissen en ervaringen.